We hebben ons leven in zijn hoeven gelegd
Jos Ruting
De dikke man liep alsof hij een schuit trok en dat bedoel ik niet onvriendelijk, hij kon niet anders, hij was iets langer dan breed maar niet veel en hij woog ruim honderd kilo.
‘Ik ben met mijn vrouw en de kinderen, dat zijn mijn zoon en zijn meisje naar Schotland geweest’, zei hij. ‘Ik heb een huifkar gehuurd en daarmee hebben wij veertien dagen door Schotland getrokken. Alle dagen regen maar toch een mooie vacantie.’
Deze mededeling wekte mijn verwondering. De dikke man was meester in de rechten en psychiater. Uit gramschap over onze verdorven maatschappij, uit afkeer ook van het stervende vakmanschap en walging van de melaats geworden waarheid zat hij achter een stencilmachine om wetenschappelijke mededelingen te vermenigvuldigen. Dit alles wist ik. Dat hij ook met paarden kon omgaan wist ik niet. Dat hij ooit op een paard gezeten had leek mij onwaarschijnlijk. Zelfs een ploegpaard van zwaar slag zou ongetwijfeld een wervelbeschadiging hebben opgelopen indien de dikke man dit bestegen had. Men kan mij derhalve niet kwalijk nemen dat ik uit belangstelling vroeg: ‘Kunt u ook met paarden omgaan?’
‘Wel nee’, zei de dikke man.’ Ik hoef zo'n huifkar niet te sturen. Het paard alleen weet meer dan het hele gezelschap dat in de wagen zit. Je gaat maar zitten. De reis duurt enige uren. Het paard brengt je in de mooiste landschappen. Het gaat opeens de weg af en neemt een smal heidepad. Je denkt aan een vergissing en je wil wat bijsturen. Zoiets heb je in het begin van de reis. Natuurlijk zit je er naast. Dit hindert niet. Het paard begrijpt dat je het allemaal nog niet zo goed begrijpt. Het laat zich niet in de war brengen door toeristen. Toeristen kijken op een kaart en dan weten ze toch weg noch steg. Mogelijk heeft het paard ze wel eens met kaarten bezig gezien. Het denkt er het zijne van. Ik geef u een voorbeeld. Het pad loopt omlaag, wij naderen een kleine brug over een beek. Wat zeg ik, een beek? Door de aanhoudende regen is de beek een rivier geworden. De kleine brug drijft op de stroom. Sterker nog, het water loopt over de brug. Door een of ander wonder bleef de brug toch vastzitten voor het pad dat wij afkomen. Ik zie onmiddellijk dat onze huifkar te breed voor zo'n klein bruggetje is. Ik roep: ‘Ho Ho.’ Het paard knikte maar niet naar mij hoor. Het keek naar links en naar rechts en het trok de huifkar precies langs de twee leuningen van de brug. Je had er noch rechts noch links je hand tussen kunnen houden. Zoiets hindert niet. Het paard begrijpt dat alle mensen in de wagen hun hart met twee handen vasthouden en dat dan alles volkomen veilig is.
Men vertelde mij dat het paard bij mooi weer wel eens even later dan volgens de voorschriften hoort bij het hotel van bestemming aankomt. Het heeft dan aan een grazige berm een voor paarden bijzonder smakelijk gras opgemerkt. De bestuurder van de huifkar doet er goed aan met deze ontdekking van het paard rekening te houden. De moeilijkheden zijn niet groot. Men stopt een pijp en gaat eens kijken bij het grazende paard. De niet geschoolde toerist klopt zijn pijp te vroeg uit. Iemand met enige ervaring ofwel met inzicht besluit tot een picnic. Merkwaardigerwijs kijkt het paard je aan op het moment dat je geen sardines meer kunt zien. Het slaat met zijn staart en dat wil zeggen ‘zullen we weer’. Men moet dit niet onderschatten. Het paard heeft genoeg gras gegeten en onderzoekt nu of de passagiers genoeg broodjes met sardines gegeten hebben en nu, evenals hijzelf, een neiging hebben om de reis voort te zetten.
Als je de hersens van een kip hebt klim je in de huifkar en dan trekt het paard die verder maar beslist niet voordat de laatste man en het laatste kind aan boord zijn. Het paard heeft een groot verantwoordelijkheidsgevoel, het bekijkt de situatie. Voor de stromende regen hadden wij ons nobele dier een kleedje omgedaan. Het paard begreep dit