Jagerslatijn. ‘Ziek wild moet worden afgeschoten’, dacht de man, toen hij opstond in een zelfmoordstemming. Het was een uitspraak van zijn vader. |
|
Jaloezie. Is de woede van degeen die niet mag wat een ander wel mag en dat ook zou willen mogen. |
|
Kunst en Leven. Toen hij begon, verwachtte hij alles van de kunst, maar het enige wat hij te verwachten had, weet hij nu, was zijn eigen leven. |
|
Leiderschap. Iedereen moet zijn eigen leider zijn, zegt Frank Zappa. Inderdaad, maar iedereen is alleen maar zijn eigen politieagent. |
|
Leven (Het), mijn theorie. |
|
Moordenaar (De goede). Ik kon hem niet vermoorden, daarom verwondde ik mijzelf. |
|
Muziek. Begraven god, die tuit in mij, alsof hij zal gaan spreken. |
|
Oedipus (blind). Ik kon niet tegelijkertijd mijzelf zijn en mijn vader. |
|
Onderzoeker. Met mijn handen betastte ik de bodem van de zee. Toen keerde ik terug: het was mij voldoende te weten dit eens te hebben gekund. |
|
Oorzakelijk verband. Hij steekt zich graag in de schulden. Dan heeft hij tenminste een reden voor zijn schuldgevoel. |
|
Oud. Oude dame in landhuis: ‘Dat is prettig, als je hier woont: er is nooit iets weg. Als er iets zoek is, weet je dat het in huis moet zijn. Als je in de stad woont, weet je dat nooit. Daar ben je er nooit zo zeker van.’ |
|
Patienten. Zie: Dokters. |
|
Poète maudit. Hij is de uitgestotene van de door hemzelf gekozen (en vervloekte) élite. |
|
Rationeel. ‘La vie est plutôt monotone tant qu'on la regarde avec folie, mais purement fantastique dès qu'on tâche de la regarder avec raison’. (Jean Paulhan). |
|
Schulp. Hij kruipt in zijn schuld. |
|
Sex. Soms alleen maar een verplaatsing van het probleem: touwtrekken om de ander over de streep te krijgen. |
|
Vergeten, begraven, bewaren. |
|
Verspreking (die niet meer kapitalistisch kan worden genoemd). Stel je voor dat wij dat geld in effecten hadden gestolen, die steeds maar minder waard worden. |
|
Vraag. Waarom vindt deze man het allemaal zo verschrikkelijk belangrijk? Antwoord: voor straf. Straft hij zichzelf niet, dan straft hij anderen. |
|
Welvaartsstaat. In een asbakje tegen de vuile stroom oproeien. |
|
Wereldtentoonstelling (Gedroomde). Ik kreeg er alles te zien, behalve het werk van mijn vader (mijn vader aan het werk). |
|
Zalig worden. Als ik mijn vuiligheid uit het oog verlies, ben ik verloren. |
|
Zelf. Hij is buiten zichzelf. Hij weet alleen nog niet dat het van woede is. Trouwens, als hij dat wist, was hij zichzelf. |
|
Ziekte (De). De zekerheid ligt in de ontkenning. ‘Maar elk ontkennen is u noemen, in de voor u volkomen zin’ (Achterberg). |
|
Zwamkundige, hoorde ik iemand zeggen. Om de een of andere betreurenswaardige reden dacht ik dat de socioloog van het gezelschap werd bedoeld, maar het bleek inderdaad een deskundige in dat soort paddestoelen te zijn. |