| |
| |
| |
[Jose Angel Valente Gedichten]
Jose Angel Valente
Niet kijken
hoewel ik het zou kunnen dromen
als ik geen ogen had om te zien
en een rijk van as binnen bereik van de wind,
als ik niet in een kooi zat
als mijn rijk niet van deze wereld was,
als ik niet geslagen werd
en ze me ook brood en olie gaven
om de diepe gaten van de dood te dichten
en ik niet nog onder aan de ladder stond,
en huilend om mijn afwezige
Als mijn onbegraven lichaam
niet zo'n sombere blik had,
een gescheurde broekspijp,
tranen tot modder gestold.
van de hoop zou kunnen spinnen.
niet zou staan roepen aan mijn deur van nu
met dezelfde woorden van toen.
Als mijn rijk niet van deze wereld was,
om te zien, als niet kijken
niet onmogelijk zou zijn...
| |
| |
| |
Melancholie van de ballingschap
dat men gelijk heeft omdat men het eens gehad heeft
of te wachten tot de geschiedenis de klokken afwindt
en ons ongehavend teruggeeft aan de tijd waarin we zouden willen
Maar noch hiervoor noch hierna bestaat dit begin
en het heden is er de ontkenning van en jij de vrucht,
broeder die verteerd wordt door het bewonen van je schim.
Het ergste is niet te zien dat heimwee
een teken van vergissing is en dat in deze hefst
hetzelfde bloed dat wij hadden
met groter zekerheid op andere lippen zingt.
En nog erger is het op te stijgen als een ballon,
halverhemel te blijven hangen,
ruggelings naar het plein op de daken te vallen,
niet terug te keren tot de volle dag.
De glorie van het handelen van toen
je daarin legde, tewijl de doden nu
naar boven komen tot de wortels van het gras
ons huis, ons brood en onze dag van morgen te maken.
En jij met je herfst van herinneringsdagen,
met je kalme rozenkransgebed,
als een held van gesmolten metaal,
enkele meters in het rond
illuster onbekend met het op handen uur
en bijna doof door smart.
verdedigde jij je waar ze je het meeste wondden,
wist je dat ballingschap soms wreder is
Ze hebben je aan jezelf verkocht
aan je ver profiel tussen rondvliegende scherven en liederen
of je hebt je laten verwonden met een enkel schot
van versteend licht in de toegang tot je ziel.
| |
| |
| |
Machiavelli in San Casciano
‘... non temo la povertà, non mi sbigottiscie la morte’ Brief aan Francesco Vettori, december 1513
Voor de eerste tortels in de olijvengaarden
de dubbele echo van deze pijn
in armoe en ballingschap smoort.
waarin ik laat kappen, want van zo weinig rijkdom
houd ik mijn leven in stand.
De zaken van de Republiek en de koningen
en de groothertog zijn ver;
maar het zou goed zijn als iemand nu
de wetenschap van toen naar waarde betaalde.
De houthakkers in het bos
bakkeleien onderling of klagen
terwijl een zekere Frosino de Panzano
mijn hakhout wegkaapt vanwege tien lire
die ik, naar zijn zeggen,
hem sinds tijden schuldig ben
na een spelletje ten huize van Antonio Guicciardini.
De voerman heb ik aangeklaagd
als rover. Maar het was een vergeefse zaak.
Tot, zoals ik zei, de wetenschap van toen
ben ik teruggekeerd door overvloed aan tijd en somberheid
en ik heb een werkje samengesteld
waarvan ik de toekomst niet voorzie, hoewel het
misschien gewin, of gunst of beter lot zal brengen.
Wanneer de dag gevallen is,
na het maal met mijn gezin
dat bestaat uit schaarse vruchten van deze grond,
temidden van het vuige vet van beduimelde kaarten,
de zure stank van de waard,
het woedende geschreeuw van mijn nieuwe vrienden,
soms een molenaar, handwerkslui
met wrange wijn en brood en gescheurde zakken,
het spel uit mijn bekommernissen.
noch ijdelheid in deze horigheid aan ellende,
en misschien schaamt zich het lot
dat het mij heeft teruggedrongen naar zo'n laag bestaan.
| |
| |
Ten slotte komt de avond.
Dan keer ik eindelijk terug tot het veilig eindpunt
van mijn huis en mijn herinnering.
Drempel tot andere woorden,
mijn kamer, mijn werktafel.
mijn dagelijkse pak, dat bestoft en me vreemd is.
als hij die ten hove of ter curie gaat.
Ik deel het gezelschap van de mannen van weleer
die mij hun vriendschap bieden
en van hen krijg ik het enige voedsel
alleen voor mij bestemd, waarvoor ik geboren ben.
Met hen spreek ik, van hen krijg ik antwoord
omtrent de benarde of lumineuze
De uren, het verlangen of de smart komen tot rust.
dat ik in mijn nederige woning
noch armoede vrees noch de dood mij beklemt.
| |
Het teken
waar de mens vorm aan gaf,
een lemen kom in de zon gedroogd,
waar de duur van de naamloze materie
de dichtgedrongen opeenvolging tere vorm,
omvat langzaam de broosheid van de uitvinding,
wat een hand bracht in deze aarde
waar de blik op rust en terugkeert
en de as van de verhouding zoekt, verblijft
en van daaruit breidt een ander leven zijn waarheid uit
en een andere blik en een andere droom vinden
(uit La memoria y los signos, Madrid 1966)
|
|