Hollands Maandblad. Jaargang 1971 (278-289)(1971)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] [Gerrit Kouwenaar Gedichten] Gerrit Kouwenaar heel helder Heel helder kegelt hij de mist van de tafel heel vlug schakelt hij een mug uit watten dwarrelen, er blijkt geen noemenswaardige schade heel helder regelt hij de mate waarin hij wankelt breekt barst uit elkaar raakt en hij kiest de langste draagbaar en elk handgebaar daad uitspatting van de taal waarin hij steeds sneller uitvaart tegen zoveel giftig bederf is helder, jazeker als spoelwater als deze handomdraai, vierkant bijgehakt in iets stromends, zeg maar rivier gezien door een raam of een douche vrijuit en kolossaal klaterend in den vergrendelden cel - decor in 3 bedrijven 1 Hetzelfde decor als gisteren als vorige week als altijd de bocht van een landweg die ergens naartoe gaat ergens vandaan komt links een heg van liguster rechts een heg van liguster fluitekruid in de bermen, links en rechts fragment van een lengte fragment van een cirkel een rustpunt een stilstand hierin haast niet willekeurig het totaal van de latere lezer, nu even voorgoed aan de grond genageld [pagina 32] [p. 32] 2 tussen gisteren en nu was het donker de verandering lag wakker, bewoog niet men sliep diep tussen twee helften, verschoof in zijn tegendeel, en misschien dat men de brug hoorde kraken of doof bleef voor een slagregen die straks in het woord slakken bekneld raakt of tunnel of bombers 3 vandaag hetzelfde decor men rust men staat stil maar grondiger kijkend door het vergrootglas van deze lichtval dit tijdstip ontwaart men eensklaps geblakerd huisraad, afval uit een geordende borstkas, foto's van foto's, vele elkander betrappende voetstappen en vele vele gebroken wapenstokken struikelend over de knapzak van niemand prijsgevend bloedplasma leeftocht gekiekt tussen muren van suiker verlengend het oog tot een handschoen denkt men terwijl de grond als een gat op je toekomt er is hier gehandeld buiten mij om en terwijl men herleeft en terwijl men ogen en oren beurtelings afdekt en doorprikt herkent men nog net de wegstervende stilte die hier vaststaat alsof men [pagina 33] [p. 33] theedrinkend in omgeving De vlieg zoemt in de zomer of roemt hij? de suiker? allengs de schemer de zalf? hoe nu? deze zo doorzichtige grondstof verdikt zich? licht verteerbare broodpap? omgeeft de cirkel des drinkers? kokhalst een boertje een kalf? dit popperig alles, lijdzaam waarneembaar, stokt de weergave, er valt geen wolk te beroeren, een vadsige vorm van voortdurend de tong, dik van handjes, slikt, sluitend het oog waar het wetboek uitsluitend roerdompen voorschrijft, statig plompend in niets zegt vandaar, vandaag alles blijkt voorgevormd, alleen de thee haast tuttig roemt goed van smaak zoetjes de inhoud van zijn uitspraak - Vorige Volgende