niet het ding dat ons interesseert beter te beschrijven, zij proberen niet er meer over te weten te komen. Nee, zij laten het verschijnsel dat ons interesseert met een zekere haast uit handen vallen zodra er een ‘verklaring’ aan de horizon verschijnt. Waarbij ze vaak volkomen onkritisch tegenover die verklaring staan en hem aanvaarden uitsluitend omdat hij zo goed in het gehoor ligt. Het brengt hen ook helemaal niet aan het denken dat de exacte wetenschappen zich helemaal niet met ‘oorzaken’ en ‘verklaringen’ bezighouden. Newton wist niet waarom die appel naar beneden viel, en dat wist Einstein ook niet. Geen enkele mathematicus heeft zich ooit afgevraagd, waarom bij een rechthoelige driehoek de som van de kwadraten van de rechthoekzijden gelijk is aan het kwadraat van de hypothenusa. Noch heeft hij er zich ooit voor geinteresseerd wat die rechthoedige driehoek was vóór hij rechthoekig werd.
Ik was laatst in Keulen op een Konferenz van het Bundesinstitut für ostwissenschaftliche und internationale Studien, en vertelde daar iets over de oppositie in de Sovjet-Unie. Het was verbazingwekkend en frustrerend te zien hoe vele deelnemers aan die conferentie zich haastten het eigenlijke onderwerp van mijn mededelingen te verlaten en zich te werpen op de Ursachen van die oppositie. Deze laatste formulering is eigenlijk nog te vleiend. Men ging eigenlijk meer over tot het uitspreken van een paar gemeenplaatsen waar men aan gewend was, bijvoorbeeld de - overigens volkomen onbewezen - uitspraak dat een dictatuur die heerst over een hogelijk geïndustrialiseerd land wel gedwongen is zijn wetenschapsbeoefenaren meer vrijheid te geven en dat daarom de Russische overheid betrekkelijk aarzelend optreedt tegen een oppositie die zij als zij zou ‘willen’ zou kunnen uitroeien. Deze gemeenplaats krijg ik overigens niet alleen te horen op geleerde conferenties, maar ook als ik een lezing houd voor het Nut te Balk, of voor huisvrouwen in Hengelo. En van dezelfde mensen die de Stalinterreur plegen te ‘verklaren’ uit de noodzaak van snelle industrialisatie, waarbij vrijheid een luxe is die men zich niet kan permitteren.
Een ander voorbeeld. De neerlandistiek bestaat al heel lang. Er zijn oneindig veel leraren Nederlands, en tal van tijdschriften die namen dragen als Onze taaltuin. Beschrijvingen van het Nederlands worden al honderden jaren gemaakt. Maar er schijnt nog nooit een Nederlander op het idee te zijn gekomen om eens te formuleren wat het verschil is tussen het bepaalde en het onbepaalde lidwoord in onze taal, of nog beter wanneer men moet zeggen de hond, wanneer een hond, wanneer hond, wanneer die hond, en wanneer zijn (mijn, dijn etc.) hond - de vijf varianten waaruit een Nederlands sprekende Rus moet kiezen als hij in zijn eigen taal sobaka zou zeggen. Geen van de neerlandici die ik hierover aansprak kende een publikatie over de betekenis van de Nederlandse lidwoorden. Men heeft waarschijnlijk dikke boeken geschreven over de herkomst van het Nedelandse lidwoord, maar wat het betekent, wat het eigenlijk is, weet men niet. Daar heeft nog nooit iemand zich in verdiept. Dit ondanks het voortdurend oprichten en bezetten van instituten voor neerlandistiek en bijeenkomsten van neerlandici die soms jaren duren.
De geschiedwetenschap moet onder dit alles wel het meest geleden hebben, vooral naarmate men zich minder ging interesseren voor de vraag wie es recht eigentlich gewesen dan voor de vraag ‘hoe het allemaal zo gekomen’ is. Neem het oude Rusland.
In het zogenaamde Holenklooster in Kiëv - het bestaat nog, meestal is het in remont als je er komt - moet volgens de overlevering lang geleden een monnik hebben gewoond, Nestor genaamd, die aan het nageslacht enig bericht over dat Kiëvse rijk wilde doen toekomen. Hij had gelijk. Er zijn nogal wat mensen - ik schat ze op vele honderden - die graag zouden willen weten hoe dat oude Kiëv er uit zag en hoe het daar toeging. Hoe de rechtspraak georganiseerd was, wat men er at en dronk, hoeveel mensen er woonden, of er wel eens iemand in Parijs of Peking geweest was of althans van die plaatsen gehoord had. Hoe lang een brief er over deed van Kiëv naar Byzantium. Hoe de café's ingericht waren. Hoeveel een overnachting kostte. Hoe de prostitutie en het onderwijs georganiseerd waren. Of men over een stadsomroeper beschikte, en nog veel, veel meer.
Maar wat deed Nestor? Hoewel de negentiende eeuw nog lang niet in zicht was, was deze monnik niettemin aangetast door het historisme: bij plaatste zich resoluut met zijn rug naar Kiëv, waar hij het een en ander van geweten moet hebben, en keek naar het verleden, waar hij evenveel van wist als u en ik, en hij schreef ‘Dit is het verhaal der voorbije jaren, waar Rusland vandaan is gekomen en wie in Kiëv als eerste begon te regeren.’ Hij vertelt ons waar Rusland vandaan is gekomen, wat ons ten eerste niet interesseert en wat hij ten tweede niet weet. Maar hij vertelt ons niet wat Rusland was, wat ons wel interesseert en waar hij wel iets van wist. Ik heb dit alles wat overdreven geformuleerd, maar toch is het zo geloof ik.