Paul van 't Veer en de waarheid
G. van Benthem van den Bergh
In naam van de waarheid, zo kondigt hij dat tenminste zelf aan, trekt Paul van 't Veer in het Hollands Maandblad van maart ten strijde tegen I.F. Stone. Hij wil aantonen, dat Stone niet de bewondering verdient, die vooral samenstellers van (linkse) informatiebulletins voor hem koesteren. Als er op Stone al zoveel valt aan te merken, kan ‘het andere nieuws’ in Nederland helemaal niet veel voorstellen, dat zou de boodschap moeten zijn.
Van 't Veer's aanval op Stone is hoofdzakelijk gebaseerd op de korte samenvatting van zijn in 1951 verschenen en in 1969 ongewijzigd herdrukte boek The hidden history of the Korean war, die ik in mijn inleiding bij een selectie uit het werk van Stone heb geschreven. Het boek zelf heeft Van 't Veer niet gelezen. Maar hij schrijft op zo'n kennerstoon over Stone's werk, dat hij I.F. Stone's Weekly, dat pas in 1968 een Bi-Weekly werd, toch wel jarenlang trouw zal hebben gelezen. Hoe kan hij anders schrijven: ‘Toch is ook Stone's meest opvallende zwakheid juist gelegen in de permanentie van zijn voorspelling dat Amerika rijp is voor een eigen variant van het fascisme’? Maar ach heden, volgens Van 't Veer zou de Bi-Weekly in plaats van eens in de veertien dagen twee maal per week verschijnen. Hij heeft Stone dus nooit gelezen voor er een paar van zijn artikelen in het Nederlands werden vertaald.
Dat Stone de komst van een Amerikaanse versie van fascisme ooit heeft voorspeld kan Van 't Veer ook nergens anders hebben gelezen dan in het vraaggesprek, dat ik in 1968 met Stone had en dat ook in de Nederlandse selectie uit zijn werk (Verhulling en Werkelijkheid, Van Gennep, 1970) is afgedrukt. En daar staat helemaal niet ‘dat op de mestvaalt van racisme, kapitalisme en imperialisme in Amerika een inheems fascisme zal ontstaan, dat de macht in Washington zal overnemen’. Zo zou Van 't Veer het misschien formuleren, maar zo schrijft Stone nooit. Trouwens, kapitalisme en imperialisme worden zelfs helemaal niet genoemd in de bewuste passage. Hij zegt alleen dat er een gevaar bestaat voor ‘een werkelijk Amerikaans fascisme voortkomend uit de rassenstrijd’. Hij is bang ‘dat er in reactie op de opstanden in de negerghetto's een sterke blanke racistische beweging zal kunnen ontstaan’ en wijst daarna op de gevolgen van de beruchte rede van Powell in Engeland. Het is met andere woorden een uitspraak, die steunt op specifieke gebeurtenissen van die tijd en die niet is afgeleid uit een in algemene termen geformuleerde ideologie, zoals Van 't Veer ook nog probeert te suggereren door Stone met Horowitz (die ook maar even zonder een spoor van bewijs een ‘bloedige radicaal’ wordt genoemd) te vergelijken. Hij verdraait daar zelfs de betekenis en zelfs de toedracht van een door mij geschreven anecdote over Stone voor. Dit lijkt misschien een onbelangrijk detail, maar het werpt een aardig licht op de manier waarop Van 't Veer de door hem zo hooggeschatte ‘eenvoudige waarheid’ en ‘betrouwbare informatie’ verstrekt. Hij schrijft: ‘Van Benthem van den Bergh noteert in zijn inleiding dat Stone in het najaar bijzonder opgewekt en handenwrijvend reageerde op sombere opmerkingen
over de verkiezing van Nixon en de benoeming van Laird tot minister van Defensie... Hoe rotter de regering, hoe leuker voor Stone’, aldus Van 't Veer's conclusie. Maar wat staat er werkelijk: ‘In het late najaar van 1968 liep mijn vriend in het centrum van Washington een opgewekte Izzy Stone tegen het lijf. Zelf was hij in een zeer sombere stemming - de gebeurtenissen in Chicago, de verkiezing van Nixon, de samenstelling van Nixon's kabinet... deden hem vrezen, dat het in Amerika alleen nog maar erger kon worden. Hij begon Stone in zijn moedeloosheid te laten delen, maar die onderbrak hem al snel met het voorstel een kopje thee te gaan drinken: ‘Ik moet je wat uitleggen’. In het café begon Stone zich meteen voor zijn goede humeur te verontschuldigen: ‘Ik schaam me een beetje, dat ik zo opgewekt ben. Je hebt natuurlijk volkomen gelijk, dat het er slecht uitziet. Maar ik heb net een aanval op Laird geschreven - je moet dat boek lezen, dat hij in 1962 heeft geschreven. Ja, ik kan het echt niet helpen, ik verheug me op vier jaar vechten tegen Nixon en Laird’.
Stone was opgewekt omdat hij net een stuk af had (‘Een Goldwater aan het hoofd van het Pentagon’, Verhulling en Werkelijkheid, blz. 162-171), hij reageerde verontschuldigend, niet ‘handenwrijvend’. De anecdote illustreert niet Stone's plezier ‘in de verelendung van de politiek’ (Van 't Veer) maar in zijn werk. Zou Van 't Veer misschien toch liever zijn eigen gelijk willen aantonen, dan gegevens zo juist mogelijk interpreteren?
Waarheid en logica worden ook weer te voorschijn gehaald als Van 't Veer mijn samenvatting van Stone's interpretatie van het ontstaan en verloop (daarover zwijgt Van 't Veer) van de Koreaanse oorlog gaat hekelen. Volgens Stone - aldus Van 't Veer - zou de oorlog zijn uitgebroken ‘door een Amerikaanse provocatie’. Dat zou ik met behulp van kronkelredeneringen en overvloedig gebruik van vraagtekens in mijn samenvatting van Stone's analyse ook met alle geweld willen aantonen. Maar als dat zo was waarom vermeld ik dan de interpretatie van Devillers, die meent dat de oorlog is begonnen door een Noord-Koreaanse divisie, bestaande uit communisten, die tot 1949 in het leger van Mao hadden meegevochten?
Het ontstaan van de Koreaanse oorlog heeft een belangrijke rol gespeeld in de koude oorlogspropaganda. In het Westen stond vast, dat Noord-Korea was begonnen, daartoe aangezet door de Sowjet-Unie. Voor de tegenpartij was ook a priori zeker, dat Amerika er achter zou zitten. Maar dat zegt Stone nu juist niet, en ik evenmin. Er zijn twee lezingen: volgens Stone is het meest waarschijnlijk, dat Zuid-Koreaanse troepen zijn begonnen en dat Dulles (op dat moment geen minister) er van te voren met Syngman Rhee over heeft gesproken, maar dat Truman of Acheson er niets van hebben geweten. Niet een Amerikaanse, maar een Zuid-Koreaanse provocatie dus. Devillers analyse wijst in een andere richting, maar ook hij zoekt de oorsprong niet bij de