Hollands Maandblad. Jaargang 1969-1970 (258-277)(1969-1970)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] C. Winkler Poëzie Het groen van mijn crême de menthe vloekt met de zonsondergang en dit is des te beklemmender naarmate mijn welvaart stijgt Niet meer de eenvoudige jongen maar een gecompliceerde computer met lampjes die aan- en uitgaan in plaats van het rose der hoeretent Want de dichter is hoer van zijn lezers hij naait als de lappen van Meertje en langzaam splitst hij de zinnen toe naar de zwoele leegte van Kienholz Zo is de dichter bij zonsondergang een groene draak van de alcohol een vurige vlam in de schoorsteen of een abortus van woorden Dit late najaar De bomen nu bijna bladerloos schaars bloeit er nog een enkele roos stil kijkt de winter om de hoek ik wissel mijn flanellen broek Het najaar gaat in de winter verloren de nachtvorst doet weer van zich horen: het gras dat knispert onder de voet de rijp die de bomen fonkelen doet De vorst zal nu wel door gaan zetten dek toe de rozen in de bedden het najaar toont zijn laatste blos stil staan de bomen in het bos Het late najaar is gestorven weg zijn de bijen in hun korven de roggestoppels staan op 't veld de winter heeft zich aangemeld [pagina 25] [p. 25] De Lente op maandagochtend Vanmorgen reed ik naar het instituut en zag de Lente op lichtgroene voeten ik toeterde haar driemaal ten saluut bepaalde mij toen tot het heilig moeten Ik deelde boeken uit, ging naar Jopie toe en aaide haar verrukt over de rug zij lachte wat maar zei me niets terug ze was beslist een beetje voorjaarsmoe Vervolgens Lideke voor d'ochtendkrant ik lees het weerbericht met grote spanning in het zachte weer komt geen verandering de dingen lopen mij haast uit de hand Ik wil vandaag wel alle meisjes kussen maar daar komt juist de koffie tussen ik ga naast Betty zitten op m'n vaste plek beperk mij tot het onderwerp van gesprek [pagina 26] [p. 26] Negende symfonie Barbaars gerommel barbaars getrommel de fuga fluiten: een, twee, drie de bassen zinken door de knie dit is de opening der symfonie. Het rinkelen van scherven glas de pauk die op het ritme past en als een spuitende fontein komen violen, voor de gein een triangel, die gaat verloren. Er wordt een symfonie geboren brede accoorden, brede vlakken een wielewaal zingt in de takken met heldere trillers, het is begonnen de duistere machten zijn overwonnen vol tinkelend leven: een, twee, drie hef de violen en zie en zie... Landschappen komen tevoorschijn een ononderbroken kustlijn met mensen aan het strand de muziek waait door het zand forten bouwen van melodieën de mensen liggen tot hun knieën in het zand, de zee bruist de symfonie het thema ruist: ‘Staat op verworpenen der aarde gij die broederschap bewaarde’. Alle Menschen werden Brüder aan het strand, wat doen wij überhaupt met onze broeders wij zijn toch hun eigen hoeders: aan het strand een dam gebouwd die de zee kort tegenhoudt. Op het land vol energie verrijst een zware industrie stoompijpen gillen, fagotten zijn kleppen en de celli het thema reppen: staat op verworpenen der aarde die de fabriekshal lang bewaarde staat op, doe mede met de dans op de rug van de haute finance sla de accoorden, barbaarse bellen miljoenen dansen en vertellen alle Menschen werden Brüder in de fabriek, wat doen wij überhaupt met onze broeders zijn wij goede of slechte hoeders [pagina 27] [p. 27] wij intellectuelen in het orkest van deze wereld en de rest van de barbaren onderontwikkeld - merk hoe de muziek zijn ingewikkeld mechanisme van rijzen en dalen volkeren doet ademhalen. Barbaars gerommel, barbaars getrommel wekt God zelve uit zijn dommel de fuga fluiten: een, twee, drie de bassen zinken door de knie. Onderontwikkelde volkeren hopen dat ook zij welvaart kunnen kopen staat op verworpenen der aarde die in zijn bodem schatten bewaarde voor hen die nu nog komen gaan staat op volkeren, treedt aan muziek zal uw weg begeleiden barbaarse muziek van pas bevrijden barbaars gerommel, barbaars getrommel wekt heer God uit zijnen dommel bouw op een zware industrie als een donkere melodie die de weg wijst op de stranden van de onontwikkelde landen alle rassen pootjebaaien de violen intussen aaien de mensheid, die met grote zorg bodemschatten het licht in borg. Staat op verworpenen der aarde de symfonie van de gebaarde mannenkoren neemt een aanvang vanwaar toch altijd weer die hang naar alle Menschen werden Brüder zijn wij het wel en doen wij überhaupt het goede met onze snaren waar de violen mee gebaren smekend om liefde, onverkort waar zich de melodie op stort. Nog eenmaal stranden en fabrieken ontspannen wij de energieken met onze zang, met onze zee en daarin drijft het tijdsbeeld mee. Chorus: Staat op verworpenen der aarde alle schatten, lang bewaarde zullen ons ten deel gaan vallen als we maar strijden met z'n allen. [pagina 28] [p. 28] Zevende symfonie (Bruckner) Dit is de symfonie der verte die opklinkt achter de besterde valleien van het breed heelal vanachter der kometen val naar de aarde, de vertrouwde nu reeds bijna volgebouwde aarde, over steden over dorpen onheilspellend en verworpen met een brede paukenslag als de bliksem overdag en de vleiende violen spelen wisselende triolen als beekjes van overde rotsen die met de klarinetten botsen Over de bergen wandelt de hemelman die alles weet en alles kan neuriet een wijsje opgetogen en zijn cither wijst naar boven naar de godheid in de verte die zingt ver over de besterde valleien in het breed heelal naar beneden naar het dal naar de aarde, de vertrouwde nu reeds bijna volgebouwde aarde, over steden over dorpen wordt een melodie geworpen de dirigent verheft zijn staf uit de verte klinkt het af en aan, de echo staat bol de houtblazers blazen vol enthousiasme en de cellen komen van verre iets vertellen vanachter der kometen val aan de sterren, het heelal is als uit muziek geboren nevelslierten gaan verloren alles wordt helder en de dag klinkt met een zachte paukenslag [pagina 29] [p. 29] Uit het verre komen kleuren de zonsopgang gaat gebeuren als een harp zie ik de stralen naar de aarde nederdalen de hemelman staat op de bergen de mensen lijken op dwergen de muziek zwelt af en aan langzaam nu de fluiten gaan zingen de symfonie der verte die opklinkt achter de besterde valleien in het diep heelal naar het allerverste dal Daar grazen koeien op de alm hun bellen klinken bijzonder kalm de muziek hervat de triolen slepende zijn de violen en de beekjes vanover de rotsen met de klarinetten botsen de boomgrens is muziek geworden alles keert nu tot een orde waarin de valleien keurig languit liggen en fleurig staan de huisjes in de zon Voordat de symfonie begon was de aarde zwart, de rotsen grillig heel de materie was onwillig maar nu de dageraad is gekomen heeft het al een keer genomen de hemelman is dirigent geworden de blazers die eerst nog wat morden blazen nu netjes in 't gelid over de sneeuwgrens, helderwit. Vorige Volgende