Hollands Maandblad. Jaargang 1969-1970 (258-277)
(1969-1970)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
Een zekere potsierlijkheid
| |
[pagina 26]
| |
gewonden. Wat Brunt-Wassenberg betreft bestaat de verleiding, dat dan nog te adstrueren met de heftigheid van hun aanval, maar een sterk argument zou dat niet zijn: zij hebben kennelijk geen ander idioom tot hun beschikking. Onthullender lijkt mij bij De Buch zijn kwalificatie van Tessel Pollmann als ‘een zekere’. Nadat hij haar in VN al tegen de grond had geslagen met door haar verwaarloosde autoriteiten in de freudiaanse leer, krijgt ze nu nog de doodsteek met ‘een zekere’. Vanwaar die boosheid? In beide gevallen is het voorwerp van de boosheid een artikel, waarin een vrouw zich in een redelijk betoog richt tegen het ‘androcentrische’ karakter van onze samenleving en onze cultuur, in het ene geval uitvoeriger, in het andere geval aan de hand van een voorbeeld. Voor zover ik het stuk van Brunt-Wassenberg heb begrepen - een niet onbelangrijk voorbehoud - beschouwen zij zich zelf als links. Voor De Buch geldt dat zeker ook. En toch die kennelijke irritatie, die zeker niet verklaard kan worden door het niet eens zijn met dit of dat argument in de aanstootgevende stukken. Je zou eerder verwacht hebben, van linkse mensen... Maar dit is misschien juist de bron van irritatie. Want niet alleen ‘je’ zou dit verwachten, maar de linkse critici zouden dat ook van zich zelf verwachten. En dat is een onaangename ervaring: als links intellectueel te ontdekken - of misschien beter: vaag te voelen - dat er traditionele strukturen en rolverdelingen zijn, waar je minder vrij tegenover staat dan je meende tegenover alle traditionele strukturen enz. te staan. Een onaangename ervaring, die dan ook zo gauw mogelijk moet worden weggerationalizeerd (de Buch) of weggescholden (Brunt-Wassenberg). Het nare van een radicaal standpunt tegenover de traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen is, dat er weinig reden bestaat met de realizering ervan te wachten tot de grote revolutie komt, terwijl je met enige intelligentie wel kunt begrijpen, dat het loslaten van die rolverdeling op den duur een diepgaander wijziging kan brengen in onze manier van samenleven dan de verwezenlijking van de meer traditionele radicale desiderata. Laten we het er veiligheidshalve dus maar bij houden dat Mevrouw Kool-Smit ‘onbetwist het brevet van potsierlijkheid verworven heeft’ en ‘wellicht zelfs de grens van het potsierlijke naar het schunnige heeft overschreden’, en dat Tessel Pollmann niets anders is dan ‘een zekere’. Zo bewaren we tenminste iets van onze zekerheden. | |
NaschriftMet dit verschil, dat Brunt en Wassenberg iets belijden waar ik nu juist op een diametraal tegenovergestelde manier over denk. Ik deel anders gezegd het standpunt van J.E. Kool-Smit, en het is precies daarom dat ik mij zo ‘echt heb opgewonden’ over Tessel Pollmann, zoals Drion vermeldt alsof het een onthulling betrof. Alsof het iets op zichzelf laakbaars was om zich ergens ‘echt’ over op te winden, een bewijs van ongelijk of iets dergelijks. Natuurlijk heb ik mij geërgerd, en het ergert mij niet minder dat Drion niet de moeite heeft genomen om na te gaan waarom. Er waren een jaar of wat geleden (en er zijn in Nederland nog steeds, als ik goed ben voorgelicht) mensen die de neiging hadden om iedereen van communistische sympathieën te verdenken die niet om de andere regel uitriep: ik ben geen communist! O nee ik niet! Wie dat denkt vergist zich lelijk! Iets dergelijks deed Tessel Pollmann, alleen ging het hier over wat Drion ‘androcentrisme’ noemt. Wat zij zei kwam neer op: hij (d.w.z. ik) signaleert in dat artikel nergens de discriminatie tegen vrouwen, dus hij is het er eigenlijk mee eens. Het staat er bijna letterlijk, lees het maar na. Vanwaar die boosheid, vraagt Drion. Drion kan het zich misschien moeilijk voorstellen, maar ik vind het onderwerp belangrijk; ik deel de visie dat discriminatie tegen vrouwen een soort racisme is (ik had dat ook al lang voor de publicatie van het artikel van Kool-Smit in die termen geformuleerdGa naar voetnoot*) en ik wind mij er ‘echt’ over op als het mij via een dergelijk bewijs uit het ongerijmde wordt aangewreven. Niet alleen als dat gedaan wordt door een zekere Tessel Pollmann, maar ook door een zekere H. Drion. Immers, wat wil hij eigenlijk bewijzen? Ik zal zeggen wat hij bewijzen wil, en wat wel meer mensen op dit terrein graag bewijzen willen: dat anderen niet zulke goede feministen zijn als zijzelf. Zelfs zonder veel psycho-analytische subtiliteiten is duidelijk wat hiervan de achtergrond is: een soort rivaliteit. Een echte mannenrivaliteit; feminisme is voor zulke mensen in mindere of meerdere mate de expressie van een jaloerse bezitsimpuls. Alleen zij belijden het juiste, ware, oprechte etc. feminisme. Deze houding bevat in feite een ontkenning van emancipatie. Ik twijfel er niet aan of dit zal door Drion ‘zo gauw mogelijk worden weggerationaliseerd’. Maar waaruit, behalve het bovenstaande, het feminisme van Drion zou moeten blijken is mij nogal onduidelijk. Leopold de Buch |
|