COM en CAM
Raoul Chapkis
Na acht jaar met computers gewerkt te hebben heb ik nu acht weken met camera's mogen spelen. Als mensen me vragen waarom, zeg ik maar: ‘om eens iets anders te doen’, maar hoe anders de omgeving ook is, ik vond meer overeenkomsten tussen die twee bedrijvigheden dan verschillen.
De voornaamste overeenkomst was ik natuurlijk zelf. Ik had nog overwogen voor de televisie een leren jasje te kopen, maar het kwam er niet van.
De volgende overeenkomst was dat het spelen met technische apparatuur die meer dan een miljoen gulden kost een aparte bekoring heeft. Ik kan met een legpuzzel van f 2,50 ook uren aangenaam bezig zijn, maar een computer met een paar bandlezers en bandponsers, een plotter, een regeldrukker en magnetische banden, of een televisiestudio met vier camera's, een intercomsysteem, een schakeltafel en twee beeldbandopnamemachines is toch ook wel aardig.
De daaropvolgende overeenkomst is dat het hier nieuwe dingen betreft. Dat betekent dat de mensen eromheen allemaal goed verdienen, het vak niet kozen omdat hun vader dat ook al deed, en dat ze er (al zullen ze dat nooit toegeven) trots op zijn met dit moderne technisch perfecte spul te werken.
De vierde overeenkomst is dat zowel de denkmachine als de beeldmachine door zeer verschillende mensen voor zeer verschillende doeleinden gebruikt worden. De computer heeft vlak voor hij voor jou werkte een marihuana-enquête verwerkt, en zal vlak erna een kristalstructuur gaan uitrekenen. De studioploeg heeft vlak voor hij voor jou werkte een kinderprogramma opgenomen, en zal vlak erna het nieuws gaan maken.
Maar de belangrijkste overeenkomst vond ik deze: Zowel de computerprogrammeur als de televisieregisseur doen hun eigenlijke werk ver weg van computer en studio. In bed, of achter hun werktafel, of achter het stuur, denken ze over het idee dat ze willen programmeren of regisseren. En daarna hebben ze een hele tijd alleen papier en potlood nodig om op te schrijven, in kraakduidelijke taal, hóe ze dat idee door computer of studio willen laten uitvoeren. Als het programma of het draaiboek klaar is komt de technische uitvoering die - als alles goedgaat, quod nooit - vanzelf uit dat programma of dat draaiboek moet volgen.
De programmeur geeft zijn programma aan de operateur. Deze draait het op de machine en geeft de uitvoer weer terug aan de programmeur. Die constateert dat hij zijn idee toch nog niet helemaal feilloos had opgeschreven. Hij verandert wat aan het programma, levert het nogmaals in, en na dit proces een paar maal herhaald te hebben krijgt hij terug wat hij destijds in bed of achter werktafel of stuur had bedacht. Die laatste versie zet hij op een magneetband, en de programmeur gaat voldaan naar huis, of dat programma nog enig nut heeft of niet.
Een computer is er niet zozeer om iets uit te rekenen (al doet-ie dat heel goed) als om de programmeur op allerstrengste wijze te dwingen zijn ideeën heel erg precies te doordenken en op te schrijven.
De regisseur geeft zijn draaiboek aan de studioploeg. Deze geven de opname weer op een monitor. De regisseur constateert dat hij zijn idee toch niet helemaal feilloos had opgeschreven. Hij verandert wat aan het draaiboek, en nadat dit proces een paar maal herhaald is krijgt hij te zien wat hij destijds in bed of achter werktafel of stuur had bedacht. Die laatste versie zet hij op een magneetband, en de regisseur gaat voldaan naar huis, of dat programma nog wordt uitgezonden of niet.
Het is zeker waar dat je ook op een hele andere manier televisie kunt maken. Er zijn regisseurs die 's ochtends naar de studio gaan en maar eens wat proberen. Hij moet veel schreeuwen tegen cameralieden, geluidsmannen en belichters, maar er kan best een mooi resultaat uitkomen. Zo kan je ook naar een computer gaan en maar eens wat proberen, om zo in dialoog met de rekenmachine, een programma op te stellen. Over die werkwijze heb ik het hier niet. Van economisch standpunt is het natuurlijk veel beter als de programmamaker zijn idee zonder computer of camera's kan opschrijven.