Om de mogelijke invloed van het ‘gezag’ van de Yale University op de proefpersonen uit te schakelen, heeft Milgram nog een tweede overeenkomstig experiment uitgevoerd in een willekeurig kantoorgebouw in Bridgeport, zogenaamd onder auspiciën van een gefingeerd willekeurig instituut. De ‘gehoorzaamheid’ aan de bevelen was hier wat minder, maar niet veel.
In beide experimenten ging het Milgram erom, na te gaan, hoever willekeurig gekozen mensen er toe gebracht konden worden tegen hun eigen betere gevoelens in, instrukties tot het toebrengen van pijn op te volgen. In beide gevallen bleek dat dat angstig vèr ging.
Milgram betitelde zijn verslag: ‘Some conditions of obedience and disobedience to authority’. En een van zijn konklusies is, dat de experimenten aantoonden dat ‘subjects would obey authority to a greater extent than we had supposed’.
‘Obedience’ en ‘authority’. Van beide begrippen is het eerste (gehoorzaamheid) nog het minst dubbelzinnig: het is het opvolgen van het bevel van een ander. Tenminste dat kan het zijn. Want onder gehoorzaamheid kan men ook verstaan de algemene neiging om bevelen van anderen op te volgen. Zelf zegt Milgram, dat de bereidheid om in een bepaalde situatie (in casu die van het experiment), gegeven instrukties uit te voeren, nog niet noodzakelijk impliceert ‘a general personality disposition to submit to or reject authority’.
In de ‘gehoorzaamheid’, die door de experimenten naar voren kwam, zit dèze merkwaardigheid, dat zij niet gebaseerd was op een hiërarchische verhouding van superieur en ondergeschikte. Vrijwillig hadden de proefpersonen op zich genomen, tegen een kleine dagvergoeding, aan het experiment deel te nemen. Op ieder moment konden zij de bevelen naast zich neerleggen, zonder aan enige sanctie te zijn blootgesteld, behalve misschien het verspelen van hun daggeld, maar nergens wordt gesuggereerd dat deze mogelijkheid enige rol zou hebben gespeeld.
Uit het experiment volgt dus dat ook zonder een hiërarchische verhouding, zonder aan de ene kant een gehoorzaamheidsplicht en aan de andere kant een recht om te bevelen, instrukties kunnen worden opgevolgd, als deze degeen die eraan ‘gehoorzaamt’ tegen de borst stuiten. En hoe kan dat? Ongetwijfeld op grond van de ‘authority’ van degeen die de instrukties geeft.
Nu kennen we dergelijke situaties ook uit het dagelijks leven. Stel een moeder krijgt van haar dokter de instruktie om blaren in de mond van haar kind enige malen per dag aan te stippen met een bepaalde vloeistof. De dokter waarschuwt haar, dat het pijn zal doen en dat het kind zal tegenspartelen, maar dat ze desondanks er mee door zal moeten gaan. In de meeste gevallen zal de moeder de instruktie opvolgen, alhoewel het haar zelf pijn doet, en ze doet dat dan op ‘gezag’ van de dokter. Sommige moeders zullen, als het kind erg tegenspartelt en kennelijk erg veel pijn ondervindt, het niet over haar hart kunnen verkrijgen, en een beetje gaan smokkelen: de ‘ongehoorzame’ moeders.
Of moet men zeggen dat het hier niet om een kwestie van gehoorzame of ongehoorzame moeders gaat, maar om ‘verstandigheid’ tegenover ‘onverstandigheid’? De verstandige moeders begrepen, dat als de dokter deze behandeling voorschreef, zij mochten vertrouwen dat het goed was voor het kind. Zij mochten afgaan op het gezag van de dokter.
‘Several participants remarked - aldus Milgram over zijn eerste experiment - that the locale and sponsorship of the study gave them confidence in the integrity, competence and benign purposes of the personnel’. Zij gingen af op het gezag van Yale. (Het pikante is dat zij er terecht op afgingen: de doeleinden waren benign, de handelingen ter uitvoering van de gegeven bevelen waren, achteraf gezien, verantwoord).
Het is, op grond van de mogelijke invloed van de Yale sfeer, dat Milgram zijn experiment herhaalde in een plaats, en onder auspiciën van een ‘instituut’, die niet het gezag van Yale hadden. En zoals gezegd: de ‘gehoorzaamheid’ werd wat minder, maar niet veel. Dus was het nauwelijks het gezag van Yale, waarop zij vertrouwden. Welk gezag dan wel?
Mij dunkt dat dit alleen maar kan zijn geweest het enorme gezag van de experimentele wetenschappen bij de gemiddelde Amerikaan, gezag dat hem ook al eerder dan de doorsnee Europeaan met zoveel enthousiasme heeft doen meewerken aan alle mogelijke, met het gezag van die wetenschappen omhulde, enquêtes.
In een artikel in de N.R.C. van 2 mei 1970 schreef A. de Kool dat de proefnemingen van Milgram in Noorwegen en Frankrijk zijn herhaald, en dat in Frankrijk de ‘ongehoorzaamheid’ veel groter was, in Noorwegen niet. Dat ontlokt bij hem de vraag: ‘helpt een op individualisme gerichte opvoeding dan toch?’ Ik betwijfel, of de opvoeding van de Fransman zoveel meer op individualisme is gericht dan die van de Noor. Een waarschijnlijker verklaring lijkt