en de persvrijheid. Maar veel fundamentele beslissingen ontsnappen al geruime tijd aan democratische controle.
Het is ongetwijfeld de verdienste van de studenten, hoe bonzerig en stuitend hun taalgebruik ook mag zijn, daarop gewezen te hebben: de beslissingsmacht is in handen van een oligarchie die doorgaans verbonden is met de dominerende economische groeperingen. Dat is geen kwestie van een Rechtse Samenzwering, zoals Dom Links soms schijnt te denken, het is een eenvoudig gevolg van bepaalde structurele ontwikkelingen. Die als een soort blind noodlot te beschouwen of als een Intrige Van Rechts, dat is de waanzin.
Dat daar best wat tegen te doen is behoren de Roerige Journalisten te weten, die zich al lang hebben laten temmen tot brave conformisten. In geen enkele grote krant wordt, voor zover ik weet, vrije informatie toegelaten. Behalve dan in gevallen waar het geen kwaad kan (de kunstpagina's zijn vaak een aardig getto van vrije geesten, verder het routinenieuws van de weerberichten en de persconferenties) en om incidenteel te beklemtonen dat er wel degelijk persvrijheid bestaat. Maar in het algemeen wordt de niet neutrale informatie geselecteerd op wat zoveel mogelijk lezers zal bevallen en zo min mogelijk lezers zal mishagen. Er mocht eens een abonnee opzeggen: ‘ja, we zijn een wankel scheepje’ is dan het hoofdredactionele excuus om controversiële informatie te verwijderen. En de laatste grootkruidenier die zijn wekelijkse voordeeltjes op de advertentiepagina's uitmeet wordt trouwhartig beloond met een berichtje over elk nieuw filiaal in het verspreidingsgebied van de krant. Op die ruimte had wat anders kunnen staan. Maar ja, de pers is vrij zolang er winst gemaakt wordt.
Die winst moet vooral komen van de advertenties: daaruit worden dagbladen voor twee derde gefinancierd. Advertenties krijg je bij een hoge oplage in een duidelijk afgebakend sociaal of geografisch verspreidingsgebied. En een hoge oplage wordt zoals bekend vooral bereikt door de klandizie naar de ogen te zien: het dagelijks gebeuren toetsen aan de normen van Peyton Place en zich fel verzetten tegen de waan dat het bij de bestaande werkelijkheid niet is uit te houden. Dat is wat zowel de grote, populaire kranten als de kleine, noodlijdende kranten moeten doen - de eerste categorie uit louter commerciële overwegingen, de tweede om het vege lijf te kunnen redden.
Wie beweert dat ieder de pers krijgt die hij verdient vergist zich. Daarvoor is de krachtsverhouding tussen lezer en krantenproducenten te ongelijk: de vraag wordt bepaald door het aanbod en het aanbod wordt voornamelijk bepaald door de adverteerders. Alleen wie het Wiering's Weekblad als hoogste ideaal ziet kan daar vrede mee hebben.
De kern van het probleem is dat de louter als commerciële onderneming geëxploiteerde krant niet goed samengaat met de vrijheid van drukpers en het recht op informatie. In het traditionele kapitalisme waarin kleine en middelgrote ondernemingen volop overlevingskansen hadden viel dat niet zo op. In het neo-kapitalisme behoort het zo langzamerhand iedereen duidelijk te zijn: informatie is geen koopwaar maar wordt precies zo verkocht als saucijsjes en auto's. Als remedie is onlangs weer eens een oud plan van stal gehaald: dat van de centrale technische bedrijven, strikt onafhankelijk, als dienstverlenend produktieorgaan voor een aantal zelfstandige kranten. Die zouden zo verlost zijn van het doen van gigantische investeringen in apparatuur. Als dit de hele oplossing van het probleem moet voorstellen zie ik er niets in. Zet- en drukopdrachten plaatsen is bijvoorbeeld in Amsterdam goed mogelijk: de Arbeiderspers en het Algemeen Handelsblad zijn ongetwijfeld graag bereid tegen scherp concurrerende prijzen de produktie van dagbladen ter hand te nemen.
Deze drukfabrieken zouden natuurlijk wel onderdeel kunnen zijn van een heel pakket maatregelen, met behulp waarvan de informatie-industrie uit de commerciële dwangbuizen wordt getild. Hoe dat mogelijk is zonder meteen de hele samenleving te willen hervormen in democratische richting beschrijft Monde-redacteur Jean Schwoebel in La presse, le pouvoir et l'argent. Het boek is alweer een jaar of twee oud zonder dat zijn ideeën, en tegelijk eigenlijk die van een landelijke Franse journalisten-organisatie waar Schwoebel voorzitter van is, hier een factor zijn geweest in de discussie. Dat moet alsnog gebeuren, lijkt me.
Schwoebel wil twee dingen. In de eerste plaats een wet waarbij een nieuw ondernemingstype wordt gecreëerd voor de krantenondernemingen: ondernemingen met een beperkt winstoogmerk en met participatie van de journalisten. Dat zijn ondernemingen met de structuur en de voordelen van de huidige commerciële ondernemingen, zonder dat het winstdoel of de economische expansie of iets dergelijks primair is. Primair is voor dit ondernemingstype het geven van informatie. Aan de uit te keren dividenden is een maximumgrens gesteld,