savonts komt paps bij me liggen. ik voel hoe opgewonden hij is.
kom maar, zeg ik, ik weet dat sekarjahoe zig heeft omgedraait en naar ons ligt te kijken. stomme rot haas denk ik, maar als ik later merk dat hij weg is, ga ik hem tog maar zoeken.
zo sekarjahoe, zeg ik, terwijl ik naast hem ga zitten.
tis tog wel erg hoor, bromt hij, een haas kan zig tegenwoordig niet eens meer even afzonderen. en hij sgrijft met keurige letters in zijn zakboek: Het Seksuele Leven van de Lilliputter.
op de dag dat we de zon weer zien, komen we aan bij het huis van de gebroeders moi, uitvinders. ze leggen net de laatste hand aan een ingewikkelt masjien.
een volslagen nutteloos ding, zegt de outste, maar wel leuk om te maken, zegt de jongste. ze laggen naar elkaar. en als ze ons bemerken, gaan ze het meteen proberen. we moeten in een vierkant staan, ik agteraan, mijn hant op de sgouder van errit, paps zit ervoor met sekarjahoe. ze vangen de zon in een bol en kijk: een plaat met ons erop, een wonder.
sgattig hè, zeggen de gebroeders moi, zoals we al zeien, een heel aardig geval, maar behoorlek nutteloos.
sekarjahoe vraagt mij wat ik denk dat ze met di plaat gaan doen, en hij mag hem hebben.
ze maken ook nog een plaat van errit alleen.
wij zijn de verwagte dri, zeg ik.
komkom, zegt de outste moi, ik zi er duidelek vier.
ik haast me het hem uit te leggen en stel hem voor aan sekarjahoe, een haas, zeg ik, uit duizenden.
de ketting voor errit ligt al klaar. hij is gemaakt van allemaal witgouden staafjes en een zon met een grote rode steen.
als we afsgeit nemen, streelt de outste moi errit even over zijn wang, en ik laat maar toe, dat de jongste hem in een hoekje van zijn mont kust.
ze staan ons nog lang na te kijken, vast en zeker hebben ze het, weet ik, over de kleine billen van errit.
weet je wat het met mij is, zegt sekarjahoe, de meeste mensen kunnen mij niet uitstaan, maar de meeste hazen ook niet.
okee, zegt paps, en maakt met zijn tong zijn enorme lippen nat.
warom zei je dat eigelek, zegt sekarjahoe, dat ik een haas uit duizenden was?
missgien kun je maar beter voortaan zeggen: een haas uit emmen.
maar ik hep hem door en ik moet ontzettent laggen.
en ik zeg: haas jij bent me er eentje zeg.
sekarjahoe is al erg ver met zijn dissertaatsi, want zijn zakboek is al bijna volgesgreven.
verkijk je er niet op, zegt hij, er staan ook nog gedigten tussen door hoor.
het zijn reuze knappe gedigten, een paar kun je ook van agter naar voren lezen, en rondelen, en kreeftdigten, en ook naamdigten, bij voorbeelt: