mee is omgesprongen. Hij heeft gewoon een fout gemaakt.
Kan dat? Natuurlijk kan dat, en dus is er altijd de mogelijkheid om in beroep te gaan. Maar als de hoogste rechter, in plaats van de lagere te corrigeren, er nu eens nog meer een potje van maakt?
Dan, zo leert ons de wet, moeten wij ophouden met zeuren. Als de hoogste en dus knapste rechterskoppen zich over een compleet dossier hebben gebogen, wie zou het dan nog beter moeten weten? Alleen Onze Lieve Heer. Voor dit ondermaanse geldt dus de regel, dat de rechter zich in laatste instantie bij het oordeel over de hem bekende feiten niet vergissen kan.
Dit is natuurlijk een fictie. Elk mens, en tot die soort moet ook de rechter gerekend worden, kan zich vergissen. Bij een ingewikkelde zaak, met honderden elkaar tegensprekende verklaringen, is elk oordeel een kwestie van interpretatie, en die interpretatie berust weer op het wereldbeeld van de beoordelaar, d.w.z. op steeds ruimer kringen van feiten, die hij al of niet, goed of slecht kan kennen, en die al lang niet meer tot de eigenlijke zaak behoren. Zo komt het dat het oordeel over Weinreb, dat in 1948 nog maar door een betrekkelijk kleine kring werd aangevochten, nu eigenlijk door geen zinnig mens meer kan worden verdedigd. Niet omdat er zulke indrukwekkende nova zijn, maar omdat de oorlogsomstandigheden die er de achtergrond van vormen, door allerlei publicaties beter en meer algemeen bekend zijn geworden, en bovendien met meer distantie kunnen worden bekeken.
De oplossing voor dit soort gevallen lijkt voor de hand te liggen: een kleine wetswijziging, die ook revisie toestaat als de rechter zich achteraf blijkt te hebben vergist. Er zou dan een subartikel bij moeten dat luidt, uiteraard in de vereiste juridische prikkeldraadstijl: ‘Men moet in zo'n geval wel met een ijzersterk verhaal komen, want we kunnen ten slotte niet aan de gang blijven’.
Maar ho, dat gaat zo maar niet. De fictie van de zich niet vergissende rechter heeft diepe wortels. Ruk je eraan, dan komt er veel meer mee dan je zou hebben gedacht. Presser heeft dat ondervonden toen hij zich afvroeg of de rechters van Weinreb zich wel voldoende in de zaak hadden ingeleefd, of ze niet het slachtoffer waren geworden van een toen algemene misvatting. Ik merk het, nu ik heb geschreven dat ik me niet kan voorstellen dat die rechters hun eigen vonnis kunnen overlezen zonder te trillen van schaamte. Zulke uitlatingen roepen in bepaalde juridische kringen heftige, om niet te zeggen emotionele reacties op. Schande, wordt er geroepen. Hier worden de zuivere intenties, de integriteit, de hoge plichtsopvatting van de Nederlandse rechter in twijfel getrokken!
Ik noem dat emotioneel, omdat ik niet kan inzien wat de opmerking dat een bepaalde rechter een blunder heeft begaan, in vredesnaam te maken heeft met zijn zuivere intenties, zijn integriteit of zijn hoge plichtsopvatting. Het kan natuurlijk zijn dat daar iets aan schort, maar daar gaat het niet om. Voor mijn part wordt hij uitsluitend gedreven door de lage eerzucht om zo gauw mogelijk promotie te maken, zolang zijn beslissingen maar goed zijn.
Stel dat ik twaalf jaar geleden in PC het eerste bundeltje van een jonge dichter zou hebben weggehoond. Stel dat ik dat zou hebben gedaan met alle zuivere intenties enzovoort die je van een aankomend criticus maar verwachten kan. Stel verder dat die jongen, een gevoelige ziel en niets gewend, als gevolg van mijn kritiek nooit meer een pen op papier had gezet, en dat inmiddels na zijn vroege dood is gebleken dat hij een genie was. Aan mijn zuivere intenties enzovoort zou dat niets veranderen, maar ik zou me wel kapotschamen als ik mijn stukje nog eens overlas.
Over het algemeen is de schade die de literaire criticus door zijn beoordelingen aan anderen kan toebrengen gelukkig gering. De rechter heeft wat dat betreft een gevaarlijker beroep. Hetzelfde geldt in wat mindere mate voor een politieman, en het geldt nog veel sterker voor een arts.
Het zou een bovenmenselijk wonder zijn als een rechter, een dokter of een agent gedurende zijn loopbaan geen enkele fout zou maken. Ik bedoel echte fouten, die voorkomen hadden kunnen worden, als niet allerlei menselijke zwakheden als vermoeidheid, vooroordelen, vergeetachtigheid hun tol zouden eisen. Als een agent in zijn drift de verkeerde met zijn knuppel op de kop slaat, als een rechter iemand ten onrechte in het gevang werpt of als een dokter door een verkeerde pil een patiënt voortijdig naar de andere wereld helpt, kan hem dus meer vergeven worden dan een ander die zijn medemens vergelijkbare schade toebrengt. Hun beroep is een verzachtende, vaak zelfs een disculperende omstandigheid. Maar de feiten verdwijnen daarmee natuurlijk niet. Zolang we met mensen onder elkaar zijn, zullen dergelijke fouten zelfs vrij vaak voorkomen.
Het merkwaardige is nu, dat deze simpele waarheden in onze samenleving behandeld worden als geheimen die binnen de kring