pogingen tot dartelheid gecombineerd met een neiging tot duur taalgebruik.
Hoelang was ze er al van overtuigd dat niemand weerstand aan haar kon bieden? Wat gaf haar die wijverige zekerheid?
Edgar hield er een vriendschappelijk gevoel voor Herman aan over. Als je de overspannen blik van die man zag. In verwarring gebracht door het verbeten gedrag dat zijn vrouw voor liefde aanzag. En door zijn buurvrouw.
Herman vond dat je tegenwoordig nauwelijks meer verschil zag tussen jongens en meisjes. Als je Edgar van achteren zag bijvoorbeeld: een jong meisje kon je zeggen, ik wou dat ze zich omdraaide. Als hij dat deed was er nog weinig verschil. Vreemd genoeg ergerde het hem niet. Wel wat onrust. Dat kleine gezicht. Zoals hij keek, zoals hij glimlachte.
Herman had gemerkt dat Edgar even moeilijk insliep als hij, of in ieder geval laat ging slapen. Hij zag hem in de logeerkamer heen en weer lopen, soms met een boek in zijn hand, meestal zonder, zijn handen op zijn hoofd gevouwen of op zijn rug. De huizen stonden zo dicht bij elkaar dat het hem leek alsof ze in dezelfde kamer waren. Hij kon niet anders doen dan kijken tot hij doodmoe van het staan toch maar naar bed ging en nog niet kon slapen.
Toen hij er een keer stond keek Edgar naar buiten en zag hem. Dat wist hij bijna zeker. Edgar draaide zich zonder teken om en beende in zijn kamer op en neer. Er gebeurde niets. Maar de volgende avond stond Edgar naakt voor de spiegel zijn haar te kammen. Je zag het glimmen onder de wastafellamp. Herman draaide zich niet om want dit was anders dan toen hij eens mevrouw Terburg zag. Toen keek hij met het idee dat er elk moment een hand op zijn schouder gelegd kon worden. Hij voelde een grote kalmte, alsof hij zichzelf als jongen terugzag, mooier dan hij geweest was, glad en lichtbruin.
Edgar leek op Jannie. Je zag de plaatsen waar hij een vrouw zou zijn geworden als hij een meisje was geweest, maar alleen als nauwelijks zichtbare aanduidingen die toch beloftevol waren. Het was fijn dat hij daar stond, het speet hem niet dat hij was blijven kijken. Hij viel die nacht zonder moeite in slaap.
Op de laatste dag van Edgars bezoek besloot Herman hem gedag te gaan zeggen, zich afvragend of hij niet iets kon geven, wat hij tenslotte niet deed. Toen hij Edgar zag zitten op zijn bed voelde hij de dankbaarheid hinderlijk op zijn gezicht, maar tegelijkertijd was er de rust van de nachten waarin hij Edgar had gezien.
Hij gaf Edgar een hand en meende dat hij zich zou omdraaien en weggaan, maar Edgars vriendelijke, bijna dwaze glimlach maakte het hem onmogelijk.
Edgar pakte zijn koffertje, legde een trui apart en trok het lichtblauwe truitje dat hij aanhad over zijn hoofd. Zonder zich te excuseren liep hij naar de wastafel en begon het bekende ritueel. Herman stond op. De gebogen jongensrug, met het bruine vel zonder plooi of bobbel, zo vaak al gezien, ontroerde nog steeds. Nu het zo dicht bij was konden zijn handen niet nalaten de schouders aan te raken. Edgar strekte zijn rug en wachtte stil, zodat Herman zijn twee handen tegen de warme huid legde. Gewend aan een nors lichaam kon hij dit geduldige wachten niet begrijpen. In een opwelling van dankbaarheid drukte hij de jongen tegen zich aan en kuste hem in zijn nek, wist niet wat te doen om duidelijk te zijn. Het loste zich vanzelf op want Edgar draaide zich om. Herman kuste zijn gezicht, kuis als een meisje.
Jannie stond in de deuropening. Ze kwam Edgar gedag zeggen. Ze begreep niet onmiddellijk wat ze zag. Herman zag haar schrik. Haar mond viel open, maar geluid kwam pas toen ze halverwege de trap naar beneden was. Ze schreeuwde.
Herman rende haar achterna, maar riep tevergeefs haar naam.
Ze struikelde de kas binnen. Herman hoorde haar schreeuwend praten. Hij hield zijn pas in. Het was te laat. Tineke was ook daarbinnen, je kon haar deftige gilletjes overal bovenuit horen.
Jannie vluchtte langs hem heen toen hij de kas binnenging. Hij sloot de deur achter zich. De twee vrouwen stonden naast elkaar en keken hem aan. Er was geen enkele reden om iets te zeggen. Hoewel hij met afschuw bekeken werd had hij het gevoel dat hij een glorieuze overwinning had behaald. Hij zag hun monden openscheuren en hoorde het gekrijs, maar bang was hij niet. Mevrouw Terburg trok een cactus ter grootte van een politieknuppel uit de zorgvuldig gevoede aarde. Hij zag de honderden stekels waarmee het overdekt was, maar hij vluchtte niet. Hij wist alles. Als hij nu op de grond ging liggen, zijn vuisten liet zien, of wegliep zou er niets gebeuren. Het zou vergeten worden. Daarom bleef hij staan.
Zijn vrouw wilde niet achter blijven. Ze bekogelde hem van een afstand met kleine stekelige balletjes. Sommigen raakten zijn borst, anderen zijn hals of gezicht. Hij sloot zijn ogen. De knuppel danste vrolijk over zijn lichaam. De cactussen sneden en scheurden