Hollands Maandblad. Jaargang 1969-1970 (258-277)(1969-1970)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Agnes de Graaf Dialoog van anjes en de man met de gouden wangen anjes: ik ben bang voor de winter, maar wat zou het? man met de gouden wangen: goetkoop dialoogje is dat aan het worden zeg! straks verzeker je me nog dat je zonder mij niet leven kunt. anjes: maar dat is ook zo. man met de gouden wangen: h'm. anjes: tompoesplagiaatje hè. man met de gouden wangen: alles wat je maar wilt, dikke anjes. anjes: op je hooft staan, man met de gouden wangen? man met de gouden wangen: ik waarschuw je! niet te ver gaan! anjes: een ster tekenen? man met de gouden wangen: anjes: wat een moje! man met de gouden wangen: maar ik kan nog veel mojere tekenen. anjes: doe het dan! man met de gouden wangen: nee. anjes: warom niet? man met de gouden wangen: ik moet weres opstappen, anjes. anjes: o. man met de gouden wangen: dag anjes. anjes: dag man met de gouden wangen. [pagina 27] [p. 27] een kusje in mijn oor van mijn beertje agnes heeft twee beren een grote en een kleine met de grote danst ze en met de kleine daar slaapt ze mee niko zegt je kunt helemaal niet met een speelgoetbeer slapen onee onee zeg ik wi weet en zeg ik: weet jij veel weet je spreek ik ik ben zo bedroeft weet je spreek ik ik hep een sgutting waragter een lant met ruiters en stripfiguren wi weet waar dat allemaal toe zal leiden gedigtje voor de man met de gouden wangen ik sta in mijn kruidentuinen in het oog van de zon zi ik duidelek zit een rode vlieg zit anjes vraagt de man met de gouden wangen soms weer in haar kruidentuin? en ook hij ziet in het grote harde oog van de zon een vliegje [pagina 28] [p. 28] gedigtje voor tonlensink ik sta in mijn kruidentuinen in het oog van de zon zi ik duidelek zit een rode vlieg zit agnes vraagt tonlensink soms in de kruidentuin? en ook hij ziet in het grote harde oog van de zon een vliegje over mijn vrient di heeft een bat daar stop ik hem in 1 joggem zegt ging het water niet over de rant toen je hem erin dee? want joggem weet wel wi mijn vrient is welnee zeg ik, natuurlek niet we hadden er maar heel weinig in gedaan 2 ik wou zeg ik dat ik veel zeep hat dan zeepte ik je helemaal in zeg en dan wert jij helemaal opgewonden lig jij verdomme weer te grinniken in je warme bat een getatoeëerde jongen 1 aan di geëmaijeerde siraden di ik maak zeg ik hep ik helemaal geen werk hoor er is namelek een jongen een moje getatoeëerde naakte jongen di maakt het koper klaar hij stelt de oven in en haalt alles er weer uit soms houti voor de vorm een onderbroekje aan dat wel een getatoeëerde jongen 2 voor elfen en dwergen zegt de getatoeëerde jongen moet je in de krijtbossen zijn ik kwam daar eens met zeven zilveren ringen en zegt hij toen ik eruit kwam hat ik er agt [pagina 29] [p. 29] en ook een heel leuk gezigt is hee zeg hep je op me gewagt dagt ik ik maak een huis voor jou dan wort je niet zo nat en ook een heel leuk gezigt is als het zou gaan snewen met zoveel struiken in je tuin o mijn kleine sire maar majesteit op de bodem van de vijver liggen de twee speelgoetotoos en het popje zonder haar en majesteit hoe zal ik het veulen roepen zolang het nog geen naam heeft mijn kleine sire zit daar maar draait wat krullen in zijn haar Vorige Volgende