organen wel werden genoemd. Het congres heeft het statuut aangenomen. Het zal dus wel de bedoeling zijn dat de partij ook op lager niveau gaat herleven. Onder de nieuwe reglementen zal het echter voortaan zo zijn dat lagere organen altijd het recht hebben bij meningsverschillen rechtstreeks een beroep te doen op het ‘proletarisch hoofdkwartier’ van Mao Tsetoeng en Lin Piao. Wat de partijhiërarchie betreft heeft Mao leergeld betaald!
Voorshands echter is over de wederinstelling van regionale partijbureau's niets meegedeeld, terwijl in het Politburo wel ettelijke voorzitters van provinciale revolutionaire comité's zitting hebben. De feitelijke macht wordt van Peking uit via deze comité's over het land verdeeld en dit betekent dat het Volksbevrijdingsleger als enige gedisciplineerde nationale organisatie de belangrijkste machtsfactor blijft.
Wil dit dus zeggen dat China een ‘militaire dictatuur’ is geworden en dat de voornoemde vluchtige conclusie uit het personeelsbestand van de nieuwe organen wordt bevestigd?
Men kan in dit neo-maoistische China de termen ‘generaals’, ‘leger’ en ‘militaire macht’ niet vermijden, maar men dient te beseffen dat achter deze woorden iets heel anders schuil gaat dan wij er meestal achter zoeken. Lin Piao zelf (met zijn 62 jaar is hij de jongste in het Permanente Comité dat evenmin als het Politburo in de culturele revolutie verjongd is) heeft al vóór de culturele revolutie in het leger een strijd gestreden en gewonnen die met dezelfde losse term van ‘culturele revolutie’ aangeduid zou kunnen worden.
Het was de strijd tussen de voorstanders van een efficiënt, modern leger dat China in de strijd tegen een buitenlandse vijand nodig zou kunnen hebben, en de voorstanders van een revolutieleger met een binnenlandspolitieke taak. Dit revolutieleger zou dus ipso facto géén modern leger met massale bewapening kunnen zijn, want de ingewikkeldheid, omvang en kosten, kortom het karakter van zo'n militair apparaat zou het onvermijdelijk vervreemden van de volksmassa. Toen Lin Piao in 1958 werd gekozen als jongste lid van het Permanente Comité, tevoorschijn tredend uit relatieve obscuriteit en met passering van hele reeksen oude maarschalken (op Mao Tsetoengs strijdmakker Tsjoe Teh na), was dit een aanwijzing dat hij de strijd binnen het Volksbevrijdingsleger gewonnen had. Het zou een revolutieleger blijven met een uitgesproken politieke taak - al leek die in het begin van de jaren zestig naar buiten nog niet zo urgent. Ook tijdens de culturele revolutie zijn nog enige stafchefs van het Volksbevrijdingsleger weggezuiverd, blijkbaar omdat zij in deze ure des gevaars de politieke taak van hun militaire apparaat niet juist opvatten. Tijdens de culturele revolutie werd de politieke rol van het leger allesbeheersend. Het was in het leger dat het Rode Boekje van Mao Tsetoeng het eerst geïntroduceerd werd. Het was onder leiding van Lin Piao als minister van defensie dat de Mao Tsetoung Thought Propaganda Teams hun intrede deden, eerst om het leger zelf met de gedachten van de Grote Roerganger te doordringen, daarna om ze naar buiten, onder het volk uit te dragen.
Door het wegvallen van de partij was het leger in zijn Piao-istische gedaante de aangewezen en als gezegd trouwens enige politieke macht geworden waarvan Mao Tsetoeng zich bedienen kon. Lin Piao was met zijn culturele revolutie in het Volksbevrijdingsleger juist op tijd geweest.
Het is de vraag of Mao dit alles voorzien heeft en of hij inderdaad de Rode Garde slechts als een tijdelijke aanvalsmacht tegen de partij heeft willen gebruiken. De bekende zinspreuk dat ‘politieke macht uit de loop van een geweer komt’ is vroeger nooit gehanteerd in de absolute zin dat het leger ook de dragende politieke macht moet zijn. Het is mogelijk (koffiedik-analyse!) dat de Rode Garde een grotere taak dan alleen de bestorming van het bestaande partijapparaat was toegedacht, maar dat een combinatie van de chaos die men niet meer kon klaren en eigenzinnigheid van losgelaten en opgezweepte jongeren die zich in snel tempo tot de nieuwe mandarijnenklasse aan het ontwikkelen waren, geleid heeft tot de huidige situatie.
Maar die krijgt dan ook nu meteen zijn theoretische fundering in een zeer belangrijke passage van Lin Piao's politieke rapport. Het is een passage over de ideologische rol van het leger, die tot nog toe slechts weinig aandacht heeft gekregen. Het rapport dat in de geautoriseerde Engelse vertaling 33 bladzijden beslaat, bevat op ideologisch gebied twee belangrijke passages. In de ene wordt de kern van het maoisme als ‘nieuw en superieur stadium van het marxisme-leninisme’ nog eens onderstreept. Het is de bekende stelling dat niet alleen in de huidige, socialistische maatschappijvorm in China de klassenstrijd nog aan de orde van de dag is en voor langere tijd zal blijven, maar dat in elke maatschappijvorm (dus impliciet ook in de ‘hogere’ communistische) de tegenstellingen tussen nieuwe stromingen en oude zullen bestaan en onophoudelijke