Hollands Maandblad. Jaargang 10 (246-257)
(1968-1969)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Boom ♀Zij staat op stam, zij kan niet dromen,
zij put haar eigen hout en blad,
ruist niet, ze zou niet weten wat
als het uit eigen grond moest komen.
| |
NaasteFietsend laat ze haar vriendin
een hap van haar kadetje nemen.
| |
ProeftuinIn hun fragiele nood zijn zij omhoog gezonden
naar een geleerde die, vanouds, wat weten wou.
De kleinste haagjes zijn met paardehaar gebonden,
de grotere, gebloemd, besterven het van kou.
| |
xxxZij stijgt, zij domineert, niemand
nog op, zij brandt nog voor zij goed
en wel de kim bereikt en wint
aan kracht naarmate schaduw krimpt.
Ze loopt de huizen om en achter,
in luwte loopt ze vast, de zon.
| |
[pagina 31]
| |
VoorjaarEr is niets liefelijks aan knoppen,
aan in zijn nopjes zijn,
aan struiken zonder telbaar blad,
aan hout zonder gegevens.
De knop noopt om zich blind te staren
op wat toch anders is
of wordt, slechts blad biedt perspektief -
om aan voorbij te gaan.
| |
AprilSchoon en helder is het voorjaar
aan zijn dodelijk beminnen,
aan zijn nieuwe dood begonnen.
Strakgetrokken is de tuin
laat nog op kort in april.
| |
FebruarinachtAls het voldoende waait om ze te horen
kijk dan aandachtig hoe onaangetast
het licht genoeg is om de bomen
oud te zien worden in hun lang gebrek aan blad.
| |
OnderhoutWat leeft groeit krom,
dichtbij de grond,
vitaal en dom.
| |
Leer der proportiënHet teentje maan dat gisteren te klein was
maar nu zo klein dat ik het op zijn plaats vind staan,
er is steeds minder nodig om het te bedekken,
steeds minder nodig om het te verstaan.
| |
[pagina 32]
| |
Tweeërlei linnenIk ben veel liever een
bevroren laken buiten
dan een beschilderd doek
warm aan de wand onthaald.
| |
Onderbroken binnenspelenIk geef volmondig toe, er viel een toren om,
een hazelnoot verging in room, een kers en nog een kers
liep letsel op, glacé kreeg schâ van breuk,
maar toen de deur weer dichtsloeg smulden wij weer voort.
| |
VerkeersbordIk lijd als ik een ander zie,
zich in zijn spelen zie verliezen.
Ik waarschuw wie passeert: op dit
bord loopt een kind een kind hard na.
| |
Tekst voor J.Zij zegt: ‘Ik weet dat in de diepste diepten
de mens een monster is’ en ik
bedenk voor haar een naam
die bij haar past, die haar niet zou misstaan,
een rimpel, lang en hoog genoeg
op het verstilde oppervlak
van de verraderlijke oceaan
om deze zin in op te schrijven.
| |
Oude knoopRond bosgezicht met hert in bos,
rond oogje om hem aan te naaien,
koperen knoop in bas-reliëf.
Een stempel om in lak te dopen:
dit kind verzegelt elke brief.
|
|