zich naar binnen. Ze zag de hamer, de spijkers en de zaklantaarn. Toen het potlood. Languit over de balken liggend duwde ze het potlood naar beneden. Ze gleed het luik uit en trok in de badkamer het potlood uit het plafond. ‘Zó gek’, begon ze al op de onderste tree van de trap. ‘Zo gek, er kwam een potlood uitvallen.’ In de keuken zag ze Henk op een boterham kauwen. Henk was verbaasd. ‘Een potlood? Waar?’
‘Er zit nu weer zo'n klein rond gaatje’, zei Ellen.
‘O, in de badkamer’, Henk begreep het. ‘Een potlood, wat gek.’
‘Ja hè’, zei Ellen. Ze kwam dichtbij hem staan en vervolgde: ‘Weet je wat ik denk?’ Henk schudde zijn hoofd. ‘Ik denk dat jij dat gaatje erin gemaakt hebt, met je boortje.’
Henk werd rood. ‘Waanzin,’ zei hij.
‘Ik denk dat je me weer wilt beloeren’, zei Ellen. Henk maakte een protesterend gebaar. ‘Doe nou niet net of het niet waar is, het hele huis is doorzeefd met gaten, de slaapkamer, de w.c., de keuken zelfs.’
‘Volkomen waanzin’, zei Henk.
Ellen draaide zich om. Ze ging de kamer in, pakte een krant en ging op de bank zitten. Henk draalde nog wat in de keuken, maar volgde haar dan. Hij ging naast haar zitten, maar kon haar gezicht niet zien. ‘Weet je wat het is?’ zei hij in haar richting. Er volgde een lange stilte want Ellen gaf geen antwoord. ‘Moet je horen’, zei Henk. ‘Wil je het echt niet weten?’ Ellen gaf geen antwoord. Bij de buren werd een w.c. doorgetrokken en er zong daar iemand in de keuken. Henk stond op. Hij had moeite met het optillen van zijn voeten, maar hij haalde de drempel. Eenmaal in de gang ging het gemakkelijker. Hij was in een wip boven en op de vliering. Hij zat op een van de balken. Het was er stikdonker maar hij ontstak de zaklantaarn niet. Hij staarde onbeweeglijk in de richting van het gaatje. Het luik stond open. Ellen kwam de trap opsluipen, passeerde de overloop. De badkamerdeur ging open en dicht. Zwak licht bescheen de houten dakbetimmering. Uit het gaatje scheen een fel straaltje licht. Henk kroop er op zijn buik naar toe en keek erdoor. Hij zag Ellen. Zijn handen knepen hard in de balken. Hij trilde over zijn hele lichaam. Ellen stond voor de wastafel en keek in de spiegel. Ze streek met haar hand over haar wangen, volgde met een vinger haar neus. Ze pakte de toilettas en haalde er wat flesjes uit. Toen haalde ze Henks scheermes tevoorschijn. Ze hield hem vlak voor haar gezicht en probeerde het mesje eruit te peuteren. Het lukte niet. Ze rommelde opnieuw in de toilettas en haalde er een pakje nieuwe scheermesjes uit. Voorzichtig ontdeed ze er twee van hun papiertje. Ze nam een mesje in iedere hand. De duim en wijsvinger die de mesjes vasthielden zagen wit van het knijpen. Ze hield ze vlak bij haar gezicht ter hoogte van de jukbeenderen. Plotseling maakte ze met beide handen een snelle beweging van boven naar beneden. En voordat Henk begreep wat ze deed en schreeuwend het luik uitsprong, had ze de beweging een tiental malen
herhaald.
Henk kwam met een klap op de overloop terecht en viel met zijn hoofd tegen de trapleuning. ‘Ellen, Ellen’, brulde hij. Hij rukte de badkamerdeur open. Hij pakte haar beide polsen en wrong de mesjes uit haar handen. Haar gezicht was aan beide kanten opengescheurd door talloze uiterst fijne sneetjes vlak naast elkaar. Het bloed stroomde langs haar wangen en hals tot over haar truitje. Ze stonk ernaar. En naar zweet. Ze huilde. ‘Henk’, schreeuwde ze terwijl hij voor haar stond, ‘waarom heb ik het gedaan?’ Henk trok haar achter zich aan naar de slaapkamer, duwde haar op het bed, pakte twee handdoeken waarvan hij er een onder haar hoofd legde en de ander over haar gezicht. Hij drukte de laatste zachtjes tegen de open wangen. Beide handdoeken waren al gauw doordrenkt met bloed.
‘Lieve Henk’, steunde Ellen vanonder de handdoek, ‘haal gauw de dokter’.
‘Goed schatje, best, maar nu nog niet. Ik durf je niet alleen te laten.’ Henk zag dat ze huilde. Hij rook het ook.
‘Moet je luisteren Henk’, snikte ze, ‘ik hou van je’.
Henk stond op. ‘Blijf zo liggen, dan bel ik de dokter.’
Hij rende naar beneden en belde de dokter. Daarna pakte hij het potlood dat Ellen op de schoorsteenmantel had gelegd en liep naar de badkamer. Hij deed de scheermesjes terug in de toilettas, spoelde wat druppels bloed uit de wasbak en deed water in een bekertje. Het pakje Alabastine stond nog op de vensterbank. Hij strooide er wat van in het bekertje en maakte er een papje van. Hij duwde het potlood terug in het gaatje. Met zijn pink gaf hij het een zetje na zodat het een paar millimeters in het plafond wegzonk. Met het plamuurmes streek hij er Alabastine overheen. Er was vrijwel onmiddellijk geen kleurverschil meer te zien. Hij bracht plamuurmes en Alabastine naar de kelderkast. Voor hij de slaapkamer opnieuw betrad sloot hij het vlieringluik. Hij nam een stoel en ging naast het bed zitten. Er was alleen nog maar een zwak gekreun te horen. Hij nam haar hand in de zijne en samen wachtten zij de komst van de dokter af.