Eén nationale huishoudschool
J. van Heerden
Mijn grootvader is alcoholist geworden omdat mijn grootmoeder met de regelmaat van de klok een grote schoonmaak hield. Er is nog veel te weinig en eigenlijk helemaal nooit de aandacht op gevestigd dat het alcoholisme onder dienstplichtigen, kortverbandvrijwilligers en beroepsmilitairen samenhangt met het huishoudelijke karakter van het krijgsbedrijf.
Want wat is er in werkelijkheid aan de hand? Altijd wordt de nadruk maar weer gelegd op het heroïsche en mannelijke van de legeroefeningen, met of zonder tijgersluipgang of klimrek, maar is dat geen bedrog? Ik herinner me nog levendig hoe Old Shatterhand, na vijf dagen hongerig rondgegaloppeerd te hebben, een beer schoot, er een stuk vlees afsneed en dat onder zijn zadel legde. Drie dagen later haalde hij het er weer onder vandaan, omdat het inmiddels gaar geworden was. Dat heeft wel iets aardigs en wat belangrijker is, geen druppel alcohol. Daarmee vergeleken vallen toch de troepenverplaatsingen naar La Courtine en zo in het niet. Daarbij gaat het om de vraag hoe Jan Soldaat zich houdt onder vreemde en kritieke omstandigheden. Weet hij in het buitenland in welke volgorde de van huis meegebrachte en in verband met mogelijke vijanden donkergroen geschilderde conservenblikjes opengemaakt moeten worden? Zal hij onder deze verhoogde druk de strijkplank nog weten te vinden om een vouw in zijn broek te persen? Mogen wij er op hopen dat hij, ver van huis en haard, de koperen knijpgesp van zijn bretels blijft poetsen en een losse knoop aan zal naaien? Is de verwachting gewettigd dat er geen haren in zijn kam achterblijven en dat hij bij druilerig weer zijn wollen camouflagehemd zal aantrekken? Hoezeer dergelijke beproevingen ook de paraatheid verhogen, in wezen zijn het kostbare en voor alle betrokkenen deprimerende excursies van een huishoudschool. Elke gezonde jongen zal onder deze omstandigheden naar de fles grijpen.
In militaire dienst maken ze een vrouw van je. Daar is op zich zelf niet zoveel tegen, maar het gaat er om of je dat al op zo jeugdige leeftijd wilt. Er lopen heel wat jongens rond die daar nog geen been inzien. Neem nu mijn geval. Toen ik op geroepen werd om voor de keuringsraad in de Alexanderkazerne in Den Haag te verschijnen wist ik twee dingen zeker: het leven is liegen en bedriegen èn de meidenstreken die de jongemannen in dienst tegen elkaar uithalen kunnen eventueel gemist worden. Toen ik als een soort onvrijwillige sollicitant onder de poort doorstapte was ik nog niet van plan deze twee gegevens te combineren. Aan het eind van de dag werden wij in groepjes van drie aan de commandant voorgesteld, die ons tevens de uitslag bekend maakte. Ik werd voorlopig noch goedgekeurd noch afgekeurd, omdat er over de struktuur van mijn persoonlijkheid enige onduidelijkheid ontstaan was. Ik moest mij echter geen zorgen maken. Het zou wel goed komen, als ik maar braaf gehoor gaf aan de te volgen oproep tot nader geneeskundig en psychiatrisch onderzoek.
Er is veel over oplichterij geschreven en het is mij opgevallen dat veel oplichters een hoge militaire rang suggereren of als het fysiek een beetje mee zit liever nog de status van oorlogsinvalide. Iemand die simuleert dat hij afgekeurd is terwijl hij in werkelijkheid gewoon onder de wapenen verkeerde ben ik nooit tegengekomen, wat natuurlijk komt omdat een afgekeurde niet beloond wordt met een hoog sociaal aanzien. In iedere oplichter zit eerder een kapitein van Köpenick. Daarin moet nodig verandering komen en mijn ervaring kan daartoe bijdragen.
Het bezoek aan de psychiater, aan wie ik bekende dat het toneel mijn voorliefde had, (Aeschylus, Sophocles, Euripides) had ik te danken aan de oogarts. Op de keuringsdag was ik welgemoed zijn kamer binnengestapt.