| |
| |
| |
K.L. Poll
Metamorfosen
1
Het nieuws eindigt. Op het paleisbalkon
verschijnt een rose museumdirecteur.
Hij sust de menigte, niet een revivalist,
rijpe vrucht hoog in een lantaarnpaal.
De leider wenkt, achter hem verrijst
zijn portret in lichtblauw, paleisgroot.
Het schuift boven het dak, oorlogsmussen
op de lijst, ongerust tsjilpend.
Muren buigen willig naar voren.
Spiegels in de raamsponningen
verdubbelen de verzamelde drommels.
Zij ontvangen de stenen zegen,
veranderen in bisons, rennen snuivend
langs de klaagmuur door de stadspoort,
vliegen verduisterend de lucht in, rode
lichten aan de achterpoten. Nostra
maxima culpa valt eenzaam uit de paal.
De lamp herademt, ontsteekt feestelijk
verstrooid in gaslicht. Suppoosten
troosten de dode, verdelen
de ledematen, passen zijn bril.
| |
2
hier zit ik moederziel alleen
op mijn vlot, en nog hoor ik geluiden.
Het moet uit zijn, daar onder, boven en naast mij.
Ik ga accoord met schipbreuk,
ik laat alles wat ik bezit
met een gerust hart meezinken,
ik maak me geen zorgen over morgen,
en nog is het niet stil om mij heen. -
Te vroeg geklaagd. De wind ging liggen,
de helikopters vertrokken, zijn oren
vielen af, zijn ogen weken terug,
de lucht vloeide geruisloos binnen,
zijn schedel verbreedde zich tot lampekap,
en toen de nacht viel dreef hij,
met een zwak maar stralend licht
in zijn hoofd, tevreden rond.
| |
| |
| |
3
Het mos van de handige lachers
gedijt op linoleum. Het bekruipt
de bureaus. Groene baardgroei
is een lust voor strelende vingers.
Ogen dringen tijdig naar voren,
twee cantarellen de man, alles
blijft nauwkeurig om aan te zien,
terwijl kleine en grote grappen
vliegensvlug de verbindingen
onderhouden, zelfs het neonlicht
begint zich thuis te voelen
in zijn buizen. Totdat ook daar.
Maar dan nog. Gedempt schijnt het door
door de begroeiing. De natuur in huis.
Alleen het geluid verstikt.
met verwant genoegen over.
Er doet zich geen ongeluk voor.
| |
4
Nachten lig ik wakker, maar dat,
weet ik wel, is in de liefde, voor haar
althans, geen argument, voor mij wel,
want het bewijst stoornis, gevaar dus,
dupe zijn van een ander, verlangen
naar haar tegenstem, tegenliefde,
verandering, verlies zonder reserve,
ieder bezwaar smelt bij de gedachte
van ja, die ik maar b noem, om niet
weg te dromen in beelden en verhalen
van wat ik wil, nee, jij hebt de macht
en de vrijheid, ik wacht alleen af
wat jij wilt, 1 tegen 1, ik mijd
de taal van aanbidding, de beschrijving
die altijd vals is, zelfs b is ornament,
zelfs getallen scheppen schijn,
ik wil niet meer dan jou,
|
|