Hollands Maandblad. Jaargang 10 (246-257)(1968-1969)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] W.D. Kuik Piep Een vormstudie Piep, piep, piep, piep (lang) We stommelen wat rond in het keldertje, Aan een draad hangt de rotte kaas Muizen denken de maan komt uit Leiden, Piep, piep, piep, piep (kort) De deur klemt, De hengsels moeten nodig gesmeerd, Aan ons oog trekt, we blijven binnen, Het sterren en strepen behang voorbij, Door het rooster, hemelsblauw is het water, Zoals gezegd, grijsgroen de kade. Met zijn zevenen naar Thebe is geen grapje, Joop geef de geelfilter eens aan, De maden worden zichtbaar, Piep Vlaams volksvertelsel Achter het bureau, mahonie, de dwaas, Stetoscoop in de kast, de koffer met tering, Gelaarsd, zevenmijls, persoonlijk knijpt uit. De snor van broodkruimels, O, Pinokkio, Collodi's kind op de hazenlip; De neus tussen de oren, de muts in de wind. Uit langs de erwten stengel omhoog naar de hemel Om nootjes te plukken; dor stuk hout. Weegschaal Voor mijn dove Oom S. en Betjeman. Men kan worden: Een in elkaar getrapte Vimbus, Leeg geschud; strooipoeder; Een roestige spijker in de goot, Gebruikt; Het gereedschap van de loodgieter, Zijn leren tas op de veiling; Geslepen; de steker in de etalage Van Dublins houtgraveur te Cuffstreet; Laat dat, de zon aan een draadje; Palm en handvat. Vorige Volgende