Hollands Maandblad. Jaargang 10 (246-257)(1968-1969)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Gerrit Komrij De reuze overbodige dood van Malle Jopie Je was jong nog, toen jouw zuster stierf: Zij was niet bijster bij haar positieven. Maar zoet, dat wel - als 'n heel kleine dief Bracht je 's nachts water, haar ten gerieve. Zij zat dan monkelend in een blauwe zorg (Je ziet nog de kleur temet, 't sluimerkussen Was kleurloos), dronk het water gorgelend En joelde jou blazend aan (je was intussen Neergestreken op een tabouret, al wachtend tot Ze zwijgen zou). Een tijd bleef ze je aangapen, En zei nog: ‘'t Is volbracht’. Je dacht: ‘God, Wat een móóie volzin om mee in te slapen.’ Danse macabre Hij heft, van tafel opstaande, het heldere glas. Zijn ogen dwalen door het danslokaal, Geestrijke ogen zijn 't. Een wijl houdt men pas En adem in, terwijl hij spreekt: vrolijke taal. Daarna begint het weer van voren af aan, en - niet de Schotse drie! Men meemt de kortste Weg van fles naar strot. Hij blijft terzijde staan. De dans duurt nog als het bericht gebracht wordt: ‘Zijn vrouw was dood.’ Op de viool na stokt De muziek. Hij spoedt zich morose heen. Bommen En granaten klinken achter de kast, waarna, en bloc, Het dansen herbegint, wat kan het ze ook verdommen. Reclame, zo'n kunst Je liep met Jezus door de Kalverstraat. (- ‘Wat een infaam idee! Dat is niet mooi!’) (- ‘Een grapje op zijn tijd, dat kan geen kwaad.’) De etalages vond Hij maar een rommelzooi, Dat las je in Zijn blik. ‘Wel grote griet’, Zei Hij, toen Hij op de stoep bij Zumpolle stond. (- ‘Laag bij de grond is het! Zoiets zegt Hij niet!’) ‘Smakeloos’, zei Hij, ‘er gaat je een afgrond Open. Wat zeg jij daarvan? Niets dan wansmaak Toch?’ - ‘Ik vind 't stuitend lelijk. Beunhazen Zijn het. 't Is trouwens van een jood, die zaak.’ ‘Mmmm’, zei Hij, ‘'t zou me niet eens verbazen.’ Vorige Volgende