Karst knapt het op
Guus Kuijer
Karst sloop de trappen op en klopte zachtjes op de deur van Wendeliens kamer. Hij hoorde haar stem en liep door. ‘Dag’, zei Wendelien. Ze had rood haar en sproeten. 16 jaar, even oud als Karst. Haar kamer was artistiek ingericht met visnetten, geverfde gloeilampen en affiches. Ze keek Karst vertederd aan. Hij kwam vaak bij haar, liet zich voorlezen en kon voortreffelijk luisteren. Karst was een soort vriendin.
‘Ik kwam een boek lenen’, zei hij.
‘Wanneer ga je nu eindelijk jongensboeken lezen?’ vroeg ze. Karst antwoordde niet. Hij wiebelde heen en weer. Hij keek naar het groene linoleum. ‘Ik houd niet van spannende boeken’, zei hij eindelijk. Hij liep naar de boekenkast.
‘Je mag niet ieder boek lezen hoor’, zei ze, ‘je moet het me eerst laten zien.’
Welk boek moest hij nu kiezen? Hij moest vermijden dat ze zijn keus kon afkeuren. Hij veranderde iets van houding waardoor het niet mogelijk was te zien welke boeken hij bekeek. Na wat zoeken en bladeren nam hij een boek in de hand en hield het omhoog zodat ze de titel kon zien. ‘De motorclub’, las ze hardop. ‘Dat lijkt jongensachtig, maar het is een echt ouderwets meisjesboek. Dokter Kingma en zijn robbedoes van een dochter’. Karst kreeg een kleur maar ze zag het niet. ‘Neem het maar mee.’ Karst stond op, het boek stijf tegen zijn zij gedrukt. ‘Fijn, dan ga ik maar weer.’ Wendelien rookte een sigaret. Karst wilde net de deur uitgaan toen Wendeliens moeder binnenkwam. De vrouw bewoog haar neus zoals een konijn dat doet. ‘Kind, kind’, fluisterde ze, ‘hoeveel sigaretten rook jij nou per dag?’ Wendelien lachte. Karst liep ongemerkt de deur uit.
Op straat hield hij het boek voor zich uit. Het zag er inderdaad ouderwets uit. Geïllustreerd door Hans Borrebach. Hij liep de achterdeur binnen van hun eigen huis. Zijn moeder stond in de keuken. Ze stond gebogen over een bak groente. Karst wilde langs haar lopen, het boek onopvallend in zijn linkerhand. ‘Zeg meneertje, vroeger zeiden we elkaar nog wel eens goejendag.’ Zijn moeder keek hem met een kwasi-vrolijk gezicht aan. De roodgeverfde mond stond er gekruld in. ‘Dag mam’, zei Karst. Ze keek naar zijn linkerhand. ‘Wat heb je daar voor een boek?’ Karst keek ernaar. ‘Van Wendelien’, zei hij. ‘Dat vroeg ik niet’, zei zijn moeder, ‘ik begrijp best dat je dat boek van Wendelien hebt, maar dat vroeg ik niet, ik vroeg...’ ‘De motorclub’, zei Karst. ‘De motorclub, de motorclub, nou dat zegt me niets hoor. Als je maar weet dat ik het eerst wil zien voor je het gaat lezen’. Karst reikte haar het boek aan. ‘Ja, zie je niet dat ik natte handen heb? Wou jij me dat boek in mijn natte handen stoppen? Of wou je soms beweren dat je dat niet zag?’ Ze stapte naar de deur waar aan een haakje een handdoek hing, veegde zorgvuldig haar gemanicuurde handen af, bekeek ze en pakte daarna het boek van Karst aan. Ze sloeg het open en bekeek de illustraties van Borrebach. ‘Het gaat over grote meisjes’, zei ze bedenkelijk. Ze sloeg het boek dicht. ‘Enfin, vraag het straks maar aan je vader’.
Karst nam het boek mee naar de kamer en legde het op de schoorsteenmantel, naast een houten kokertje waarin sigaretten zaten. Hij haalde er eentje uit en stak hem in zijn mond. Er zat een mondstuk aan zodat je hem ook tussen je tanden kon klemmen en hem van de ene mondhoek naar de andere kon rollen. Zijn moeder kwam binnen. ‘Zeg, jij hebt toch niets te doen, kan je niet even de tafel dekken?’ Karst liep naar de kast en haalde het tafelzeil eruit. Vervolgens drie borden en driemaal bestek. Hij ging vast op zijn plaats zitten. Maar toen hij een sleutel hoorde draaien in het slot van de voordeur, sprong hij van zijn stoel en rende naar de gang. Daar was hij nog net op tijd om zijn vader te zien binnenkomen. ‘Hallo Fred!’ riep hij. Zijn moeder riep vanuit de keuken: ‘Hè, dat vind ik nou helemaal geen leuke gewoonte van je om je vader bij zijn voornaam te noemen, ook niet als grapje. Dag man’.
Het was zaterdag. Karst reisde per tram naar het centrum van de stad. Hij zocht de plek op waar hij laatst een man ontmoette. Een heer in grijze broek en blauw colbertje. Hij was helemaal niet zo erg oud. Hij had Karst gevraagd of hij zin had in een ‘trip’. Het was op een woensdag en Karst had gelogen dat hij naar school moest. Hij ging bijna