Hollands Maandblad. Jaargang 10 (246-257)(1968-1969)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Chr. J. van Geel x x x Een lege plek van langer licht, er kan mij vanuit sterren niets dan mij bereiken om in het donker uit te kijken op niets dan mij door niets dan mij verlicht. x x x Mijn landgoed is niet groter dan mijn eigen huid, de omvang van mijn schoen, de omvang van mijn vuist, ik gaf het namen in de kleur van regen, ik keek er dwars doorheen, vluchtige stof en zag de horizon, de lengte van mijn armen, van mijn benen. x x x 'k Herinner mij geen blad en meen in volle bloei te staan. Het dooit, stroomafwaarts stroomt het water, een haas op schotsen springt op zoek naar struikgewas, er staat geen tak. Nachtvorst in klimop Elfen of nachtvorst over de begroeide, door klimop gebogen bomen en hellende grond? Je hoort het vriezen in de cellen van de blaren, een licht geruis van pijn, kort en intens, en niet aan één blad te beluisteren, pas met z'n allen op stem ijlen ze tot ze stil en bevroren zijn. [pagina 25] [p. 25] Omgang Zij heeft, zegt ze, een blij gevoel als ze een gebruikt palet ziet en bij het denken aan dierbare doden. Soms scherpt een enkel woord verschillen in. Op trektocht met een slaapzak Een man zat op een bank, oranje fietsen naast hem. Hij staarde somber voor zich uit, hij groette met een lipbewegen. Het was drie uur en nacht, zijn vrouw sliep op zijn been. Mij verscheen in droom de grijze visgraatbroek die ik vijftien, twintig jaar geleden droeg, pijpen zag ik en het kruis en heel precies aard en soort van graat en zie - daar bleef het bij. Vorige Volgende