Een eenzijdig betoog
J.N. Scholten
Gaarne betuig ik instemming met een deel van het artikel van Prof. Brugman. Hij brengt m.i. een aantal voor het ontwikkelingsbeleid belangrijke punten naar voren, die als regel in de stapel litteratuur over dit onderwerp niet of nauwelijks worden genoemd en die het kritisch overwegen meer dan waard zijn.
Zo lijkt me juist de signalering van het cynisme van uitgezonden experts en de oorzaken daarvan.
Een voltreffer zou ik willen noemen de opmerking, dat door de hulpverlening een politieke keus gemaakt wordt. De interpretatie van het koloniale tijdperk voor zover relevant voor het onderwerp, onderschrijf ik.
Eveneens de opmerking, dat ontwikkelingshulp te gemakkelijk verkregen geld kan zijn, zoals bekende feiten illustreren. Een juiste constatering lijkt me ook, dat ontwikkelingshulp een zekere afhankelijkheid met zich meebrengt en eveneens, dat een onafhankelijk land door ontwikkelingshulp niet welvarend kan worden.
Hoe goed deze en andere opmerkingen ook mogen zijn, ze dragen m.i. vrijwel alle een stempel van eenzijdigheid. Zo worden nationalisaties, waardoor inderdaad vaak in eigen vlees is gesneden, te zeer als een algemeen verschijnsel ten tonele gevoerd. In feite betreft het hier slechts vijf of zes landen, in het overgrote deel wordt de private enterprise, zij het ook onder soms moeilijke condities, geaccepteerd.
Ik vraag me af of Prof. Brugman niet teveel is beïnvloed door de situatie in een ietwat extremistisch land als Egypte, waardoor hij te weinig oog zou kunnen hebben voor de positieve effecten van ontwikkelingshulp m.n. in meer gematigde landen.
Het cynisme van experts betreft in feite een beperkte groep, t.w. deskundigen in overheidsdienst, nationaal en internationaal. Bij zending en missie en ook bij het bedrijfsleven is dit bepaald geen algemeen verschijnsel; integendeel!
De overheidshulp via experts zou m.i. geheel op de helling moeten komen en meer gericht moeten worden op het laten maken van surveys, b.v. voor ruimtelijke ordening, industrialisatie, wegenaanleg en telecommunicatie.
Ontwikkelingshulp kan een land niet welvarend maken, maar een combinatie van hulp en eigen inspanning kan een land duidelijk vooruit helpen, zie Taiwan, Mexico, Zuid-Korea, India en Pakistan. Daarom is ontwikkelingshulp in een goede context gegeven verantwoord.
Teveel gaat het Nederlandse beleid nog voorbij aan een erkenning van deze voorwaarde. De recente opmerking van Minister Udink in het Parlement, dat de Nederlandse hulp zich bevindt tussen souvereiniteit (van het ontvangende land) en continuïteit (in het beleid van hieruit) is m.i. dan ook niet volledig. Voor onze hulp dienen wij een keus te maken tussen de regimes. Waarom Peru wel en Cuba en Guinee niet, is terecht door Drs. Zijlstra in de Tweede Kamer aan Udink gevraagd.
Als kriterium dient o.m. te gelden een effectieve bereidheid van een regime maatschappijverbetering tot stand te brengen voor het gehele volk, primair voor de massa.
Het gaat hierbij om de noodzaak van een brede vernieuwing van de ontwikkelingslanden. De nation-building is hier een onderdeel van en mag niet zo negatief worden benaderd.
Onvermijdelijk lijkt me een zekere afhankelijkheid van de hulpontvangende landen in die zin, dat er bereidheid moet zijn tot een - laat ons zeggen - reorganisatie van het land, b.v. via een belastingstelsel of landhervorming.
Of dit een afhankelijkheid betekent van het bedrijfsleven waag ik te betwijfelen. Feitelijk onjuist lijkt me de opmerking, dat een groot gedeelte van de hulp wordt gegeven in de vorm van credietgaranties, waardoor het bedrijfsleven zijn positie zou kunnen verstevigen. Immers het gaat de facto slechts in zeer bescheiden mate om garanties voor investeringen in het ontvangende land. De garanties betreffen vooral de exportcredieten.
Zo zouden bij vrijwel alle opmerkingen kritische notities zijn te plaatsen. Moge ik mijn twee laatste echter richten op het hart en de ziel van het betoog.
Het hart lijkt me de opmerking, dat je niet zou kunnen stellen dat ontwikkelingshulp een soort belasting is, omdat je dan eerst waar zou moeten maken dat er een wereld-