K.L. Poll
Portret van een beginner
de stoelendans om het nulpunt
van scholastieke verfijning.
Niet minder wantrouw ik troebele
grootspraak, de kitchen books
van Mailer, Mulisch en Marcuse.
Tenslotte weiger ik, daartegenin,
treurwilgen langs de sloot te planten,
mijn kinderen te horen zeggen
als bij Yeats ‘Moeder, wie is die man?’,
of op enigerlei andere wijze
te dienen als mismaakte rots
in de branding, als glorieus
negativum, als uitstervende
Onvoorbereid, nieuwsgierig
waaraan mijn vader, zegt hij,
met een hand langs dichte ogen
strijkend, alsof hij zijn hersens
laat genot ontwringen wil,
goede herinneringen bewaart,
kijk ik voorbijgangsters na,
luister ik, lach ik, houd ik
met wie daar heil in ziet
naar bed, naar buiten, tot nu toe
zonder het ware geloof, ook
zonder de zekerheid van instrumenten
die verslijten volgens plan.
Onvoorbereid, verwaarlozend
het zoeken naar ontbrekende
elementen, die tot muren gerangschikt
welbestede levens kunnen bergen,
zonder volledige serie zomerzegels,
loop ik langs het Rapenburg
en zie het drijven van zeven bladeren
in wisselende samenhang, broeders
en zusters van de binnenbeelden,
in taal, als vastgeprikte vlinders
dan zichzelf, zonder formule.
|
|