om iets te doen aan de hakkelende hikgeluiden die de meesten van ons bij het lachen voortbrengen.
G. heeft zich in het hoofd gezet, en ook herhaaldelijk gezegd, dat ik een van de aardigste mensen ben die zij kent, niet alleen als bevriende bezoeker maar in het algemeen, als element in de samenleving. Zij moest eens weten wat er in mij voor gedachten omgaan, en gezien hebben hoe ik optrad op sommige niet nader te noemen ogenblikken van mijn leven. Ik kan haar niet bijvallen, maar kom er ook niet toe om haar uit de droom te helpen, te minder doordat zij het gewoonlijk tegen derden zegt, in mijn bijzijn; onder vier ogen heb ik wel eens dezelfde misvatting bij iemand gecorrigeerd. Nu denk ik dan maar aan allerlei gezichten waarop ik in de loop der tijden woordeloos ongenoegen afgetekend heb gezien bij mijn nadering, en aanvaard G.'s waardering als compensatie. Het is ook moeilijk om niet af en toe tenminste iets vriendelijks te doen wanneer je door zo'n rozige visie bestraald wordt.
‘Gaat het op rekening, of voldoet u?’, vroeg indertijd een juffrouw in de Bijenkorf waar ik een schommel kocht. ‘O, ik voldoe, ik voldoe’, riep ik uit en schoot in een lach die verdroogde toen uit haar starre trekken bleek dat zij er niets in zag, behalve misschien twijfelachtig allooi. De woorden zijn in mijn herinnering blijven hangen zoals het wel meer gaat met nadrukkelijke uitspraken waar stilte op volgt, en liggen nu nog klaar voor intern gebruik wanneer G. mij aanwijst. O, ik voldoe, ik voldoe.
Bij het lezen van Anthony Storr's Human Aggression, waar nader bevestigd wordt dat agressieve neigingen thuis horen in de natuur van de mens, knik ik omdat het goed is de agressie, sinds Lorenz of al eerder, tot nieuwe erkenning te zien komen. Elementen in de natuur moeten altijd erkend worden; het mag gevaarlijk zijn als de erkenning voor een sanctie wordt aangezien, inzicht is niettemin altijd wenselijk.
Tegelijk komt de gedachte op dat natuurlijk veel mensen nooit anders geweten hebben. Theorieën waarin de agressie een vervorming was, ontstaan door frustratie en onrecht, ontgingen hun; zij namen onnadenkend aan dat er agressieve naturen bestaan, en agressieve trekken in schappelijke naturen, op grond van wat zij zagen.
Ik wil niet vervallen in de illusie van de wijze gewone man, en de slimheid van ‘hij is brutaal omdat hij verlegen is’ heeft een wijde verbreiding gekregen. Toch is het soms grappig om de samenleving te zien soezen terwijl denkers ons begrip van mens en wereld herzien. Het is allemaal ‘interessant’, maar de zaken gaan zeker weer op de oude voet voort, en vroegere wijsheden blijven geldig? Dat moet toegegeven worden; degenen die daarom de kantjes van het intellectuele leven aflopen hebben alleen ongelijk doordat zij zich de verdere ideeën laten ontgaan die iedere gewijzigde visie weer oplevert, en zijn kwetsbaar als zij bij buien zelf de behoefte ondervinden aan samenhangende opvattingen, die zij op eigen kracht niet kunnen ontwerpen. Zo leeft de cultuur als een scholier die bij oude tantes in huis is, soms tot ergernis van de cultuurdragers: er wordt niet genoeg geluisterd. ‘Meneer! Meneer! Storr zegt dat de agressie een menselijke trek is’. - ‘Dat wist ik allang’. - ‘Meneer, ik zie wel dat u nergens van op de hoogte bent’.
Het heeft geen zin dat D. en zijn vrouw zich gaan afvragen, zoals zij laatst leken te willen doen, of er iets tussen ons niet in orde is. Er is van allerlei niet in orde; zolang wij elkaar niet te dicht naderen, zal de relatie onze tijd