mensenmakers zijn al onder ons.
Ook een verontrustende zaak in een tijdperk dat de chemische revolutie in het zicht is gekomen, is onze vrijwel totale onkunde van onszelf. Van onze gesteldheid in biologische, biochemische, fysiologische, neurofysiologische zin en wat er verder aan deelwetenschappelijks valt op te noemen. Niet dat we een alomvattende specialistenkennis moeten hebben of als een doktertje in zakformaat onszelf eindeloos moeten observeren, maar wel zodanig dat de gegevens van onze konditie beschikbaar en binnen bereik moeten zijn. De huisarts die ons van de wieg tot het graf begeleidt is er nauwelijks meet en de in hem geïncorporeerde kennis van ‘zijn’ patiënt verdwijnt met de toenemende mobiliteit van mens en werk.
Daarom een hier van pas zijnde suggestie tot slot. De artsen, bij ons en bijna overal elders, hebben het moeilijk. Ze klagen over overbelasting, ze maken een onwaardige herrie over hun honorarium en ze spelen de kategorie der verongelijkten. Ze vergeten dat ze in een tijd met de technische mogelijkheden van vandaag geen bestaansrecht meer hebben, althans niet als een deskundige die individueel opereert en individueel wil worden gehonoreerd. Ik heb bij het artsenrumoer van enige tijd geleden achter hun positie steeds die van de doorsnee schoolmeester van zo'n goede eeuw geleden gezien, een kleine ondernemer die op eigen mérites bij zich thuis lesruimte en kennis beschikbaar stelt à raison van zoveel per behandeld individu. Dit soort onderwijskracht heeft plaats moeten maken voor het vast gesalarieerde onderdeel van een doelmatig geoutilleerd apparaat, dat alleen door een kollektieve en gespecialiseerde bediening kan funktioneren.
De huisarts met de stethoscoop van vandaag is de schoolmeester met de plak van gisteren. Niettemin zou het met betrekking tot de geneeskunde tegenwoordig niet anders moeten zijn gesteld dan met het onderwijs het geval is. Wat hier en daar al uitsluitend klinieksgewijs wordt geoffreerd, zal op korte termijn konsekwent moeten worden doorgevoerd ten opzichte van alle facetten van de gezondheidszorg. Er moeten wijkgezondheidscentra komen, één per zoveelduizend inwoners, waaraan algemene artsen, tand- en mondartsen, oogartsen, hygiënisten en nog enkele andere specialisten zijn verbonden. Kompleet voorzien van de voor alle werkzaamheden benodigde apparatuur. Iedere burger is vanaf zijn geboorte bij één zo'n centrum ingeschreven, op een kaartsysteem dat er ook na verhuizing in bewaring blijft en dat via een codenummer korrespondeert met een uitvoeriger gezondheidsregister, dat op zijn beurt ‘vertaald’ in een computercentrum ligt opgeslagen.
De voornaamste gegevens betreffende fysieke eigenschappen, genetische en fysiologische bijzonderheden, afwijkingen, chirurgische ingrepen enz. enz. worden ook weer in code vermeld op een gezondheidspas die iedereen bij zich draagt; of althans bij de hand heeft. Een aparte codering bevat verwijzingen naar ziekteverschijnselen, analises, verwikkelingen bij ingrepen e.d. van vroeger en naar de resultaten van een periodiek konditie-onderzoek.
In het kort moet de gezondheidspas mijzelf de hoofdkenmerken van mijn fysieke gesteldheid leren, een instruktie waarvoor het gewone onderwijs al de nodige ondergrond moet leveren. Voor de uitvoeriger gegevens die de specialist nodig heeft wordt hij verwezen naar de computer. Met de tegenwoordige communicatietechnieken kunnen de computergegevens in een minimum van tijd naar willekeurig welke plaats in het land worden overgeseind en wie de patiënt krijgt te behandelen of een gezonde dient te adviseren, heeft in een ommezien de grootst mogelijke dosis geaccumuleerde ervaring over de persoon in kwestie in handen. Zoals ook een computer de grootst mogelijke dosis vroegere en recente wetenschappelijke ervaring inklusief diagnoses kan bevatten als wordt gerealiseerd wat een Frans psycholoog enige tijd geleden voorstelde, nl. het inrichten van internationale ‘kennisbanken’.
Dit is geen utopie. Het is een gang van zaken die even onontkoombaar is als de ontwikkeling van het schoolwezen het was vanwege de noodzaak tot geaccumuleerde kennisoverdracht. Onze rebellerende en protesterende artsen zouden dáár eens aan moeten denken en zó aan hun eigen krakende bestaansbasis gaan werken. Een systeem van gezondheidszorg zoals hier omschreven hoeft werkelijk niet waanzinnig duur te zijn. Het kan mede worden gefinancierd door een abonnementenstelsel, dat dan weer verbonden dient te zijn met een standaard-ziekteverzekering voor iedereen, ongeacht werkkring, funktie, inkomensgrens enz.
Met dit achter de hand ben ik ook voor mijzelf niet meer helemaal het schimmige portret van mezelf dat ik nu met mij meedraag en dat weerloos is voor de specialist. Met die specialist als mensenmaker in het verschiet kan ik ten tegenweer niet genoeg wapens in handen hebben. Voor we aan de biologische technici worden overgeleverd, moeten we weten wie we zijn.