Hollands Maandblad. Jaargang 10 (246-257)
(1968-1969)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Een zwarte zaterdag
| |
[pagina 19]
| |
punt gesteld dat de tijd en de deskundigheid van de student, het staflid en de professor beter tot hun recht komen als ze zich beperken tot de hoognodige veranderingen op het gebied van het onderwijs. Allerlei vernieuwingen in de selectie- en beoordelingsprocedure, de invoering van nieuwe vormen van onderwijs, de verandering van studieschema's, de opbouw van postacademiale bijscholing, worden nu tegengehouden doordat de verantwoordelijkheden niet duidelijk zijn en de autonomie te zeer is gespreid. Het bezwaar van de huidige universiteit is niet dat ze te verticaal is, maar dat ze niet consequent verticaal is. Het is namelijk niet juist dat de curatoren aan de top staan. Was dat maar waar; de meeste curatoren blijken meer inzicht te hebben in de modernisering van de universiteit dan de onderwijzers en de onderwezenen. In enkele artikelen in de NRC heeft mr J.H. des Tombe (curator van de universiteit van Utrecht) getuigt van vooruitstrevende ideeën over het hoger onderwijs; ze zijn door de kritische studenten afgewezen. Een nog aardiger voorbeeld komt alweer uit Amerika. Toen in Massachussets een nieuw, modern instituut voor hoger onderwijs moest worden opgezet, zocht men eerst naar een fris denkende president. Onder zijn leiding werden de nieuwe en inderdaad nogal gedurfde lijnen uitgezet, onder andere de door Pen zo bepleite interdisciplinaire aanpak van problemen. De uitwerking wordt aan de staf en de studenten overgelaten, maar men was kennelijk door ervaring zo wijs geworden dat men de initiatieven niet aan hen durfde overlaten. Maar ja, in Nederland weten we het natuurlijk veel beter. Het zoeken naar grotere verbanden, het opzetten van experimenten en het realiseren van de technische mogelijkheden van nieuwe communicatievormen verlopen eenvoudiger, indien de initiatiefnemers hiervoor direct gehoor kunnen vinden bij een toporgaan dat beslissende bevoegdheden naar beneden heeft. Het nu verworpen plan-Maris bood hiertoe ruime mogelijkheden; de commissie heeft dat in haar rapport duidelijk aangegeven. Het was helaas te hoog gegrepen en op die zaterdag in juni is de status quo weer voor enige tijd gewaarborgd. Inderdaad, een zwarte dag. | |
NaschriftHet is wel eens goed dat iemand een lans breekt voor het plan-Maris, vooral nu het toch niet uitgevoerd gaat worden. Het is al te zeer verguisd. Tenslotte beoogde het een doeltreffende coördinatie van het bestuur der universiteiten; een respectabele en misschien wel urgente doelstelling. Er is veel onbillijke en onzinnige kritiek op het plan geweest, vooral van studentenzijde. Een of andere kwakernaat heeft het ‘fascistisch’ genoemd, en dat typeert het gebrek aan gevoel voor verhoudingen waar de zich kritisch noemende studenten zo vaak aan lijden. Maar dat neemt niet weg dat het rapport-Maris sterk de nadruk legt op de bevoegdheden van de toporganen. Instructies gaan van boven naar onder, en aan die instructies gaat, in de opzet van de commissie, geen systematised overleg vooraf met de lagere geledingen. Er bestaat geen verantwoordingsplicht naar beneden. Het voordeel van deze opzet zit bij de helderheid, de coördinate, de efficiëntie. Goede bestuurders kunnen met zo'n organisatie goede projecten uitvoeren. Het nadeel ligt bij de passieve rol die aan degenen is toebedacht die bestuurd worden. Tegenwoordig berusten zij niet meer in die rol, en dat maakt de opzet van de commissie-Maris ongeschikt. Nu kan men betreuren dat de staf en de studenten zo weinig gedwee zijn. Men kan vrezen dat de overlegorganen waar tegenwoordig over gedacht wordt, in de praktijk onhandelbaar zullen blijken en het bestuur zullen belemmeren. Maar het lijkt mij verkeerd, zoals in het bovenstaande artikel gebeurt, de Academische Raad er de schuld van te geven dat de strikt verticale bestuursvorm niet langer wordt aanvaard. De raad heeft op die bewuste zaterdag de consequentie getrokken uit de psychologische situatie aan de universiteiten, zoals die nu eenmaal bestaat. Dat was, dunkt mij, een realistische beslissing. De zaterdag zou veel zwarter zijn geweest indien men had vastgehouden aan een voorstel, dat door de overgrote meerderheid der actief betrokkenen niet wordt geaccepteerd.
J. Pen |