rijkdom is ontleend aan wetenschap, techniek en interne organisatie.
Wat valt er op die manier voor het derdewereld-proletariaat te dictaturen? Wat zijn de mogelijkheden tot revolutie als onder revolutie verstaan moet worden: het wijzigen van verhoudingen tussen de betrokken delen van de wereld? De revolte van derde wereld-landen tegen geïndustrialiseerde naties zijn al notoir beperkt tot het verbranden van ambassades en het belegeren van legaties. De waarheid is dat het nieuwe proletariaat niet beschikt over enig werkelijk machtsmiddel, op de manier waarop het westerse arbeidersproletariaat dat had tegen de bezittende klasse.
(Die machtsmiddelen bestaan helaas wel omgekeerd: tegenover een beperkte en zonodig ongetwijfeld overkomelijke afhankelijkheid van de industrielanden van bepaalde grondstoffen staat een veel dwingender afhankelijkheid in de tegenovergestelde richting, in de vorm van een kunstmatige markt voor landbouwproducten als suiker, arachide, katoen, etc., op te vatten als een vorm van economische hulp, om maar te zwijgen van directe ontwikkelingshulp en technische bijstand.
De enige andere machtsmiddelen zijn militair, en impliceren in dit verband een nucleair conflict. Die veronderstelling is niet in overeenstemming te brengen met het (m.i. overtuigende) Leninistische principe dat er voor een revolutie drie voorwaarden nodig zijn: ontevredenheid, politieke georganiseerdheid van het proletariaat, en het bestaan van een georganiseerde, functionerende (staats)structuur. Ook in de hypothese dat voldaan zou kunnen worden aan de tweede voorwaarde, blijft de onvervulbaarheid van de derde: na afloop van een dergelijk conflict is er geen hooggeorganiseerde structuur om over te nemen; voor de gedachte dat het mogelijk zou zijn om iets dat ook maar in de verste verte lijkt op een socialistische orde te vestigen op de puinhopen sta ik niet open).
De sporen van een concrete machtsverhouding zijn daarentegen wel aanwezig in de tegenstellingen geimpliceerd in het défi américain, en die verhouding zet zich ook vermoedelijk voort tot in de derde wereld. Het is een andere indeling, die bovendien de eigenschap heeft om verstaanbaar te zijn in termen van de werkelijkheid, in ieder geval van de werkelijkheid van de geïndustrialiseerde landen.
Die indeling berust op een serie van substituties; het structuralisme heeft het inzicht opgeleverd dat begrippen die paarsgewijze zeer verschillend zijn met elkaar kunnen corresponderen op grond van het feit dat hun onderlinge relatie analoog is aan de onderlinge relatie in de andere groep (zoals met clan en totem). Door het begrip exploitatie o.a. de betekenis te geven van economische penetratie, door de macht van het proletariaat verplaatst te zien naar technici en beoefenaars van wetenschap, door er van uit te gaan dat het hanteren van informatie ongeveer de plaats heeft ingenomen van het hanteren van geweld, en door de inhoud van het begrip alienatie niet zoals Marx deed te baseren op bezit, maar op de aanwending van (evt. het product van) wetenschap en techniek, ontstaat een transpositie waarbij de inwendige coherentie van het Marxistische origineel bewaard blijft.
Die transpositie, zeg ik er maar dadelijk bij, is opnieuw ideologie, waarvan ik het eigenlijke uitgangspunt later zal noemen. Waar het eerst om gaat is dat het aan allerlei dilemma's, afkomstig uit de organisatie van geïndustrialiseerde samenlevingen, en uit de défi américain-problematiek, dilemma's die zich anders voordoen als open technische vraagstukken, een politieke inhoud geeft en omgekeerd een aantal zwaar met traditionele ideologie beklede onderwerpen reduceert tot technische kwesties.
Als voorbeeld een paar citaten uit een artikel van Prof. J. Kistemaker (Alg. Handelsbl. 4 mei '68): ‘De terugtrekking van Engeland uit het ELDO-programma, evenals de zeer recente annulering van de Europese satelhetprogramma's, zijn op zichzelf niet wereldschokkend maar tekenen aan de wand voor het volledig falen van alle gemeenschappelijke projecten waar politici het laatste woord hebben. Het enige project van formaat dat voor 100 procent geslaagd is is de CERN in Genève, dat geheel door deskundigen wordt geleid...’ ‘...Men zal de Europese technologie op de kortst mogelijke termijn van de grond moeten krijgen, waarover in technologische kringen eenstemmigheid bestaat... Het wordt de hoogste tijd dat de technologen der EEG-landen plus Engeland dit zelf in handen nemen, evenals bij de CERN met zoveel succes is gebeurd. De politici van de ministeries dienen de adviseurs van deskundigen te zijn en niet omgekeerd’.
Hoe niet in te zien dat deze en dergelijke opmerkingen (want zulke citaten zijn bij het dozijn te geven, en waren in dit geval door niet meer bepaald dan door wat toevallig binnen mijn bereik lag; een andere bron is verder natuurlijk het boek van Servan-Schreiber, zij het niet wat dit betreft een systematische; ik zou niet graag de indruk maken dat politieke affiniteit met Servan-