makers (een echte, een kraandrijver en een heier, de antwoorden van de niet-stratenmakers zijn in zulke gevallen vaak de beste, ik denk dan altijd dat de echte stratenmaker pas een week in dienst is, terwijl de kraandrijver vorig jaar nog stratenmaker was, en de heier voordien 12½ jaar stratenmaker is geweest) en Kees de Lange had een minuut lang zijn vragen op hen af mogen vuren. Hij werd er niet veel wijzer van. ‘Ben je klaar?’, vroeg Nand Baert. ‘Ja, ik weet nu wel wie het is’, zei De Lange in strijd met de waarheid. En opeens: ‘Volgens mij ben jij die stratenmaker!’ (wijzend op Nand Baert). Nu haalt u uw schouders op en denkt: nou en? Als dat ook al grappig is, waar blijven we dan? Maar na zeven jaar dagelijks televisie-amusement tot mij genomen te hebben, heb ik wel geleerd dat de humor voor het opscheppen ligt, maar dat het luidkeels lachen (het in de lach schieten, het tranen met tuiten lachen) een zeldzaamheid aan het worden is. Frans Halsema (hij was een avondje op bezoek, dat werkt
zoals u ziet heel inspirerend, zijn gironummer is: H 6494 in Amsterdam) zag in London een show van Danny Kaye, waarin deze een detective speelde. Er is een moord gepleegd, vijf mogelijke moordenaars zitten in een kamer bijeen (de klassieke Agatha Christiesituatie), detective Danny komt de kamer binnen met een gezicht van: ik weet het!, en hij zegt: ‘Ik weet wie van jullie de moordenaar is!’ Meteen springt een van de aanwezigen op en duikt dwars door het raam, vijf hoog naar beneden. En Kaye wendt zich dan tot een van de anderen en zegt: ‘Jij bent de moordenaar!’ En dat is zo'n moment waarop je plat gaat, omdat de bekende situatie al afgerond was (met het springen uit het raam), waarna de werkelijke moordenaar alsnog werd aangewezen. Die combinatie van onverwachtheid en absurditeit is de sleutel voor het in de lach schieten, en die sleutel was ook bij Kees de Lange, de stratenmaker en Nand Baert aanwezig. De absurditeit zat 'm in het beroep: stratenmaker versus Baert. En het onverwachte school hierin, dat een grap die in feite erg voor de hand lag, nu pas, na vier of vijf jaar, voor het eerst gemaakt werd. Q.e.d.
Die goudvissen van Willem Duys die op zijn bureau staan als ‘Voor de vuist weg’ wordt uitgezonden, schijnen allemaal (of althans in groten getale) dood te gaan. Ze kunnen er zeker ook niet goed tegen. Volgens mij is hier sprake van een geraffineerd complot van ‘links’, die iedere keer weer een vertegenwoordiger in het programma weet te krijgen die dan in het voorbijlopen achteloos een korreltje cyaankali in de kom gooit.
Op het laatst weet je niet meer of je iets gehoord of gelezen hebt (dat van die doodgaande goudvissen bijvoorbeeld heb ik geloof ik bij Aad van der Mijn gelezen, maar ik dacht eerst zeker te weten dat ik het van iemand gehoord had), en af en toe heb ik zelfs dat ik niet meer weet of ik een bepaalde anekdote nu al eens opgeschreven heb of alleen maar in gedachten tot een itempje heb omgekneed, het ondertussen verder vertellend aan wie oren voor zulke dingen heeft. Lurelei, in zijn beginperiode. Ze traden ergens in den lande voor een vereniging op, ter gelegenheid van haar jaarfeest. Eerst moest de voorzitter een speech houden, hij zou dat voor het gordijn doen, ‘en als ik dan uitgesproken ben, dan begint gij maar’, had hij gezegd. Het hele ensemble stond dus startklaar achter het gordijn, om met een vrolijk, schetterend openingsnummer te beginnen, toen men plotseling de monotone stem van de voorzitter hoorde wegvallen. Ja jongens, we gaan beginnen!, het gordijn werd opengetrokken, en daar kwamen ze aan, luidkeels zingend en dansend en musicerend, terwijl in de zaal iedereen bleek te zijn opgestaan om een minuut stilte in acht te nemen voor de leden die ons dit jaar ontvallen zijn...
The Incident was een voortreffelijke Amerikaanse film, waarin we tenslotte zien hoe twee brooddronken nozems een heel treincompartiment van de New Yorkse ondergrondse terroriseren: een echtpaar met kind, twee oude mensen, twee soldaten, een neger met zijn vrouw, een eenzame man, een zwerver, een homo en een verliefd stelletje. De film was zo opgebouwd, dat we al die mensen al leerden kennen nog voordat zij in de trein waren gestapt. Eerst die twee nozems, die uit sensatiezucht een man in elkaar timmeren, daarna al die reizigers, die vaak bij toeval net in die trein terecht komen. Je voelt bij het kijken naar de film al gauw waar het naar toe gaat, als je steeds meer mensen naar dat ene compartiment ziet afdrijven. O mijn God, denk je dan, wat een ellende, straks komen die rotjongens er natuurlijk ook bij, en dan krijg je het gedonder, dat wordt moord en doodslag, en inderdaad: iedereen zit klaar, wachtend tot de trein vertrekken zal, en wie komen er op het laatste nippertje nog binnen? Die kelerejongens! En dan begint de film pas echt, al zijn we dan bijna op de helft. Het leek me toen zo'n verleidelijk idee voor bijvoorbeeld