Hollands Maandblad. Jaargang 9 (236-245)(1967-1968)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Gerrit Komrij Jan Klaassen spreekt Vanavond heb ik toch een mens gezien Die leek precies op Willem Bilderdijk Op een portret uit achttienhonderdtien. Tot op het haartje waren ze gelijk. Daar ik een man van geest in mijn bereik Dacht, hoorde ik hem van de weeromstuit Over Katharina Wilhelmina Schweick- Hardt en Lodewijk Napoleon honderduit. Ik kwam (dat spreekt nogal) bekaaid Terecht; meneer was zelfs geen loot Der Teisterbanten, uit hun zaad gezaaid. Uit schaamte steeg er het schaamrood Naar mijn kaken, mooi in mijn bloot-Je stond ik. Waarom lach je om mijn dillen- Tantisme? Als ik koest zeg moet je dood Gaan liggen, niet denken dat ik grappig ben. Ik wil zelf wel weten dat ik me vergis. Mooi: want elke keer wanneer je vraagt Zus dit zus dat denk je dat ik beslist Moet liegen; je krijgt het lid vandaag Of morgen wel eens op de neus. Graag Had ik Bilderdijk gesproken. Nu heb ik dan (Behalve een zwaar hoofd en een zieke maag) Ook nog van jou een veeg uit de pan. De stormwind zal denk ik tijdig bedaard Zijn: je weet dat ik het niet verdien. Je stekels pruttelen na, maar je aard Komt kalmpjes boven. En één op de tien Val ik weer in de armen van Katrien. We sluiten met een borreltje de vrede. Vanavond heb ik toch een mens gezien Die leek precies op Frederik van Eeden. De ladenkast Bij aller volken tal is de nieuwsgierigheid Heer. Ze snuffelen in bijna al je laden, Dat het verre van mooi is. En na een tijd Van weken, of zelfs maanden, mag je raden Wat men zoekt. Maar pal gestaan: je zal ze Niet vragen wat ze doen, noch je met rooie Konen verwonderen: hé jij daar! 't Zijn valse Parels die zichzelf voor de zwijnen gooien. Je zal je daar zeker in je vingers snijden. (Misschien doen zij het ook niet voor de lol.) Ze laten de laden bonkend zoef-zoef glijden. Jouw kast is ook zo vreselijk proppensvol. Vorige Volgende