Hollands Maandblad. Jaargang 9 (236-245)(1967-1968)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Mark Akkermans Onbewoonbaar verklaard verstening in de slag van een kamerdeur zint mij lief te hebben om deze wenkbrauw te zien vloeien in pijnglas en wast luidruchtig zijn vacht met tochtvlagen ik lach, wildschreeuwend om de tanden van de zon, zwem chaoties met elesdee in het bad. de reele komedie staat vloekend te huilen in een versleten dimensie omdat hij niet wil slapen in de verwachte dodenkuip omvergetrokken geef ik over in wisselende gewoontes van pijnstillende middelen, die driemaaldaags in een dwangbuis worden verstrekt ook zij vermogen niet mijn ziekbed te verschonen en ik zal wellustig bittere tongkonklusies smaken in mijn hoogmoed van onbewoonbaar verklaard verlies. Kommunikaatsie verbroken blauwzwarte nevels plooiden als dekens om ons heen vogels en wij zwegen om de nacht door onze poriën te voelen trekken en blind te volgen naar een verscholen zon. het gazon veerde onder onze lichamen met een wijze knipoog naar enkele spinnen, die hun gescheurde web verstelden om een maanzieke mug te vangen, die vluchtte voor de eindeloze regelmaat van onze horloges een treurwilg droeg zilveren maanstenen aan zijn zijden bladeren, die zich nog langzaam voltrokken. maar later gingen wij met ongelijke voeten door de nacht als een mank beest dat naar zijn leger hinkt om daar te sterven. [pagina 23] [p. 23] de zonnewarmte verblijft nog in de stad, maar onze zuurstof breekt in de huizen, waar achter de muur het kind stereo gilt dat hij slaapt met een mono-doorbraak van de vernieuwing mannen verbijten de tijd, de vrouwen zijn ongesteld wij, bouwend, knielen niet voor het overvloedig woningtekort verderreizend in de latere nacht zochten wij nabestaanden & bloedverwanten over te zetten op gestolen wrakhout van het stadhuis mijn liefste, zie je niet de ontluistering van de versierde kermis hoor je niet de jaloerse kater zijn eenzame prooi bespringen verban je jezelf achter kalkwitte grafstenen die na de zeven vette jaren van het oude testament zullen openbreken voor een nieuwe dode in de magere jaren pas komen de parasieten je melaats gebeente uit de zeeklei graven onder de gedoofde lantarenpaal vitrages wapperen hoog en een geranium op de vensterbank beeft met zijn ontwortelde stengel achter de ingegooide ruit puntige glasscherven in de sponningen bezingen jouw levende dood en ik zal bij je begrafenis droevig met de rouwende menigte meelopen en ook de eerste schep zand op je kist gooien om daarna de bank van de lege stad te beroven en van de gouden cheques een krans te vlechten: Rust in Vrede 30-6-'67 hoogmoedig genoemd trap ik op troostwoorden die de blinde vlek in mijn ogen zullen vergroten ik wil, vogelvrij verklaard mijn schaduw per ongeluk verliezen bij een verkeersongeval, een verscholen clown achter het etiket van de witste tandpasta ik wil aan de achterkant van het trottoir lopen en zoeken, liefhebben, hallo roepen huilen, vechten en feesten met tegenvoeters maar verschil maakt het niet men beziet mij weer van hogerhand zodat ik, op mijn hoofd lopend alles wel bij het oude kan laten Vorige Volgende