(DRIE MINUTEN OM, mijn tekst vermeldt nog:) Zelfs aan kranten die het gezamenlijk eigendom zijn van de mensen die ze maken. Ik hoop dat u en ik het nog lang eens of oneens mogen zijn met NRC, Alg. Handelsblad, Alg. Dagblad en Vaderland. Ik voor mij heb er geen behoefte aan het oneens te zijn met De Telegraaf. Dat is vergeefse moeite. Maar ja, ik las voor mei 1940 al kranten. Net als Jacques Gans trouwens, die toen bij De Telegraaf als nieuwlinkse rakker te boek stond.
Zo heb ik het gezegd in Mies-en-scène. En ik heb aan deze spreektekst van drie minuten en tien seconden weinig toe te voegen. Ik heb niet gevraagd, of ik dit pleidooi mócht houden. Mies Bouwman belde me die vrijdagmiddag omstreeks vier uur. Ik heb niet gretig toegehapt. In de eerste plaats omdat ik moe was. Oók omdat ik me even heb afgevraagd, of ik in drie minuten zou kunnen samenvatten wat er gezegd moést worden. Maar toen bleek dat de anderen die ik in staat achtte te zeggen waar het op aankwam niet beschikbaar waren heb ik ja gezegd.
Nu, drie dagen later, geloof ik niet dat ik het anders geformuleerd zou hebben, als ik een week in plaats van een half uur beschikbaar had gehad om het tekstje te overdenken. De afrekening met
De Telegraaf moest voorop staan om wille van de duidelijkheid. Zou die afrekening hebben ontbroken dan zou mijn overtuiging, dat de kranten van de N.D.U. althans voorlopig de kàns hebben om hun identiteit te bewaren, een nogal gratuite bewering zijn gebleven. Had ik de open doekjes bij die eerste passus kunnen voorzien (maar ik had nooit eerder een produktie van Mies-en scène meegemaakt, wist dus niet wat voor publiek ik in Frascati zou aantreffen), dan had ik de karakteristiek van
De Telegraaf wat bondiger gehouden. Waarmee ik niet wil zeggen, dat ik er een woord van terugneem. Toch is het maar de vraag, of de beoordeling van de situatie van de N.D.U.-bladen in dat geval duidelijker zou zijn overgekomen dan nu. Voor het grootste deel van het publiek zal het speechje een aanval op de Holdertkrant zijn geweest, in plaats van een pleidooi voor garanties van de redactionele onafhankelijkheid van
NRC,
Handelsblad,
Algemeen Dagblad en
Vaderland. Maar ik heb een hoopje dat die lezende en luisterende kijkers van wie met name de
NRC en het
Handelsblad het moeten hebben, de bedoeling hebben begrepen. Aan mijn oud-collega's van de Witte de Withstraat maar ook aan mijn eigen beroepsfatsoen meende ik verplicht te zijn, te zeggen hoe ik
dacht (en denk) over de uitlatingen van de heer W. Pluygers in het VN-interview. (De NRC-NDU-Unitel-directeur zou later, door in hoofdzaak te zwijgen en afwezig te zijn, blijk geven van een elementair gebrek aan begrip voor de betekenis van public relations in de moderne onderneming.)
Nu de reacties. Het zijn er tot dit moment - maandagavond 11 december - niet zoveel als de samensteller van het stukje op de voorpagina van De Telegraaf van 9 december misschien had verwacht. Ik heb zaterdag tien telefoontjes over de zaak gehad, en zondag nog eens twee. Van die twaalf kwamen er zeven van collega's, die het goed hadden gevonden zo. Eén was er van de oud-directeur van een socialistische krant waarbij ik omstreeks 1950 een paar jaar heb gewerkt. Hij was ontroerd en noemde me zelfs moedig. (Gek natuurlijk. De twee keer dat ik m'n ontslag heb genomen na een conflict met respectievelijk een hoofdredacteur en een directeur die op de redactiestoel was gaan zitten, voelde ik mezelf wel vrij moedig. Gekke ervaring was het ook, dat een paar Vara-mensen in Frascati me na de uitzending zo hartverwarmend links vonden. Ik ben gewoon rood.)
De vier andere reacties waren van heren die 's morgens de als letterlijk aangekondigde weergave van het begin van m'n pleidooi in De Telegraaf hadden gelezen. Die weergave zelf was misschien de onthullendste reactie: er was, vetgedrukt, een stijlfout in verwerkt met een correctie van de redactie van D.T. Die fout - op zichzelf als fout trouwens betwistbaar - heb ik niet gemaakt: