met een blanke man. Zij had de relatie zelf afgebroken en hij was kort daarop met een blank meisje getrouwd. Laura had, om haar bezig te houden, een baan op de afdeling Spaans voor haar gevonden. Maar Lizzie wilde helemaal geen M.A. en voor de klas staan was haar een kwelling. Zij was overweldigd door de lange literatuurlijsten die vereist waren voor de examens, want zij las uiterst langzaam. Vaak zat ze tot twee uur 's morgens in haar kantoortje, worstelend met het werk dat een ander in tien minuten afgehandeld zou hebben.
Eldon, die ook Spaans onderwees, probeerde haar soms te helpen en zat dan bij haar tot in de vroege ochtenduren. Eldon was blank. We waren op een licht ontvlambare leeftijd; Eldon's hulp kreeg met de tijd een steeds persoonlijker karakter - en Lizzie van haar kant worstelde steeds heviger om er niet aan toe te geven. Om het nog ingewikkelder te maken verscheen Lizzie's jeugdvriend, een neger geheten Bill, op dat tijdstip ook op het toneel. Hij had Lizzie naar deze universiteit gevolgd. Bill had alle benodigde kwaliteiten om een goede amerikaanse echtgenoot te worden: goedhartig, toegewijd, met een uitstekende toekomst voor zich. Maar alhoewel zij het nooit toe zou geven, hij had, wat Lizzie betrof, ook één tekortkoming: zijn huidskleur.
Zelfs de vraagtekens die aan het eind van hun geschiedenissen overblijven zijn karakteristiek voor een Libelle-verhaal. Gaf Lizzie tenslotte toe, uit vrees ongetrouwd te blijven, en trouwde zij met Bill? Was Laura in staat om Shepard's liefde terug te winnen, of gaf ze hem en alle mannen er aan voor de Dans? Ik ben er nooit achter gekomen hoe het allemaal is afgelopen. Toen ik afstudeerde ben ik Lizzie en Laura uit het oog verloren.
1950. Ik ben 23, ik rijd naar het Zuiden, van New York naar Florida, in een grote open auto. Achtergrondmuziek van jazz uit de autoradio. De bergen van West Virginia, North Carolina, South Carolina, Georgia. Hoogzomer, weelderige natuur; langs de weg barrevoetse hillbillies die volle manden bramen aanbieden voor 25??. Motels, benzinepompen. Lunch in een groot, goedkoop wegrestaurant, ‘Chicken-in-the-basket, one dollar’. We parkeren, vinden een tafel, en dan sta ik op om naar de toiletten te gaan. Ik word naar de achterkant van het gebouw gedirigeerd.
Voor het eerst zie ik het met mijn eigen ogen: twee deuren, één gemerkt White, de andere Colored. Onthutst, verontwaardigd, neem ik het besluit een Daad te stellen. Ik zal van het Colored toilet gebruik maken. Ik doe de deur open. De nauwe ruimte staat vol negerinnen. De stank slaat me tegen. Een van hen kijkt om en ziet me. Ik zie rauwe haat in haar blik. In een onderdeel van een seconde gaat door me heen wat ik allemaal uit wil leggen - het is te veel, onmogelijk. Moedeloos doe ik de deur weer dicht en open die met het opschrift White. Het vertrek is kraakhelder, en leeg.
1963. Ik ben 36, bezoek mijn ouders in New York na een vijftienjarig verblijf in Europa. De zomer van 1963 was de zomer van Freedom Now. Elke avond vertoonde de TV in mijn ouderlijk huis scènes van protestmarsen, sit-downs of oproer. Spaghetti van armen en benen op het scherm als blanke en zwarte protesteerders worden weggedragen door de politie. Als achtergrondmuziek voor deze drieminutendrama's de geduldige, eentonige aanhef: We shall overcome.
Eén van de haarden van onrust, leer ik van de TV, is vlak bij ons in de buurt, het White Castle restaurant aan het eind van Allerton Avenue, een miniatuurcopie van een middeleeuws kasteel, opgetrokken uit witte emaillen tegels. De directie weigert koppig om negers in dienst te nemen, en dag en nacht is dit monster van architectuur omringd door een cirkel van Freedom Marchers. De afgelopen drie nachten hebben hoodlums uit de naburige Italiaanse wijk hun eigen politieke visie tot uitdrukking gebracht door de marcheerders aan te vallen en beurs te slaan.
Na een uitzending over een van deze veldslagen kondigt mijn broer langs zijn neus weg aan dat hij, als gedelegeerde van de Teachers' Union, ook op de lijst staat om een beurt te vervullen in de picket line voor het White Castle restaurant, en wel morgenmiddag.
Ik kom ook, zeg ik zonder enige aarzeling.
Mijn vader liep boos mompelend de kamer uit. Hij had in zijn leven genoeg gezien om te weten dat politiek synoniem is met ellende. Tijdens een crisis-oproer kreeg de echtgenoot van mijn eerder genoemde tante een klap op zijn hoofd met een politieknuppel, en hij bracht de rest van zijn dagen door met het lezen van boeken in braille. Mijn vader zelf had in een pension gewoond met een Russische landgenoot die zich er op liet voorstaan dat hij persoonlijk deel had genomen aan de executie van de Tsaar en de hele Russische koninklijke familie. Misschien was het nog waar ook.
Op het aangekondigde uur ontmoette ik mijn broer bij het White Castle restaurant. We kozen een paar borden met opschriften