Yoga
K. van Hippel
We mogen er niet omheen draaien: de dood is misschien dichtbij.
Soms wordt een mens te vroeg wakker, het is nog niet licht en ook geen tijd om op te staan. Het ogenblik is dan aangebroken om na te gaan, hoeveel sigaretten hij in zijn leven al heeft gerookt, en om zich ongestoord te concentreren op de vage pijnen die hij al sinds maanden in menig lichaamsdeel kan waarnemen.
Een onmetelijk gevoel van verlatenheid sluipt bij hem onder de dekens. Opstaan en een slokje water nemen mag niet baten omdat hij overal in huis met grote hoeveelheden peuken wordt geconfronteerd. Het enige wat er te zeggen valt, is dat Vader Colt en Oom Alcohol op den duur je beste vrienden zijn.
Toch zijn er overdag soms gruwelijke meevallers.
In Hoppe stond een man die ik vaag kende, voornamelijk omdat ik zijn vrouw aardig vond. Hij bleek van haar te zijn gescheiden.
Je ziet er goed uit, zei ik. Hoe gaat het met je?
Overbodige vraag, leek mij, want: dikke wangen, gezonde gelaatskleur, opgewekte oogopslag.
Ik kom net uit het ziekenhuis, was het antwoord.
Hoezo? - Je durft het niet te hopen, maar het blijkt inderdaad zo te zijn.
Een gezwel, zei hij, op zijn borst wijzend.
Longkanker?
Ja, longkanker.
Hoe oud ben je nou?
Zesendertig.
Maar je rookt wel door, zei ik, op een blauwe Bastos tussen zijn vingers wijzend.
Het bleek dat dit genoegen hem met mate door de dokter was toegestaan en dat hij ook sterke drank mocht drinken, in dit geval jonge jenever.
Kankerpatienten, vooral die met aangetaste longen, zien we te weinig in het dagelijks leven. Ten eerste zijn zij tastbare objecten van identificatie, die in onze denkwereld moeilijk gemist kunnen worden; en ten tweede zijn ze bronnen van de meest belangwekkende inlichtingen.
Het bleek dat de hier beschreven patient veertig tot vijftig blauwe Bastossen per dag had gerookt en dat hij dit meer dan tien jaar had volgehouden. Vóór die tijd was hij wat matiger geweest. Nooit had hij gehoest, nooit met bloed vermengde bijprodukten kunnen ontdekken, altijd had hij zich zo gezond als een vis gevoeld, tot hij op een mooie ochtend in zijn auto door Frankrijk reed, op weg naar zijn vakantieoord.
Achter het stuur gezeten kreeg hij plotseling een zeer rood hoofd, had het gevoel alsof zijn schedel opzwol en zijn hele lichaam zich direkt onder zijn hersenpan verzameld had. Dezelfde verschijnselen hadden hem al eens in mindere mate gehinderd, waarop de Nederlandse geneesheer hem aspirientjes had voorgeschreven. De geraadpleegde Franse arts geloofde dat er onmiddellijk specialisten in gemengd moesten worden, zo gezegd zo gedaan - ik sla een paar details over - en de patient werd opgenomen in het ziekenhuis, waar geconstateerd werd dat een gezwel een belangrijke ader of slagader dreigde af te snijden. Vandaar het rode hoofd.
Een vriend reed de auto terug naar Nederland. De patient kwam na korte tijd in een Nederlands ziekenhuis terecht, waar het vooronderzoek een aanvang nam.
Vind je het niet vervelend, vroeg ik, dat ik je zoveel vragen stel?
Hij vond het niet vervelend, het kon hem eigenlijk niets schelen, hij vertelde rustig verder, deed af en toe een trekje aan zijn sigaret of nam een slokje van zijn borrel.
Het onderzoek blijkt voor de patient even erg te zijn als de kwaal. Een longpunctie, die hij beschreef als een handeling waarbij met een soort lange tang een stukje uit je long geplukt wordt terwijl je volledig bij bewustzijn bent, is een onmetelijke marteling. Nog meer pijnlijke exercities worden er verricht vóór de therapie begint, en in dit geval was dat bestraling. Het gezwel wordt ausradiert, maar de omgeving blijft niet geheel en al gespaard, en na elke bestraling dacht mijn vriend dat hij het sterven nabij was. Tenslotte werd hij uit het ziekenhuis ontslagen en ging hij na verloop van een paar dagen weer eens naar Hoppe.