De Heer Piepersma (I)
J.A. Ages
Mijn moeder wilde altijd verhuizen. Ik zeg dit in de onvoltooid verleden tijd, want mijn moeder leeft nog en zij leest elke dag de couranten, zodat ik nu ben opgescheept met de advertentie van de heer Piepersma, die een woning te Workum veil heeft.
Sinds de dood van mijn vader is de treklust bij mijn moeder enigszins verzwakt: per saldo spijkerde hij kundig wanneer hij bij een verhuizing tehuis was.
Vroeger gingen onze verschuivingen meer volgens belijningen van grootcirkels, van Winterthur, Zwitserland, naar Heemstede, Noord-Holland; van Buitenzorg in Nederlandsch Oost Indië naar Calcutta, Britsch Indië; tegenwoordig geschieden de verplaatsingen in kleiner bestek: van Katwijk naar Wassenaar, van Wassenaar naar Twello en steeds gaat er minder huisraad mee. Nu staat dan het plan Twello-Workum voor de deur.
Ik herinner mij dertien verschillende behuizingen en nog meer scholen, voordat ik stadsverslaggever bij Het Vaderland te 's-Gravenhage werd en toen was ik zeventien jaar oud. Mijn vader heeft deze voortdurende wisseling van woonplaats onberoerd gelaten. Althans, dat vermoeden wij, ik en mijn beide broers. Mijn vader heeft het grootste gedeelte van zijn leven buitengaats doorgebracht en voor hem was een nieuw huis als het opgaan van de reep naar een schip. Zo menen wij, mijn broers en ik, want weten doen wij het niet. En hij vertelde zelden. Nu, vandaag nog, had ik hem willen vragen - maar het kan niet meer - ‘Pa, heb jij... toen jij drie weken in de Perzische Golf lag te bunkeren... de laatste keer, toen jij alleen drie maanden in Augsburg woonde om de dieselmotoren voor de Huygens te bouwen... wat deed jij 's avonds?’ Ik had zoveel van hem willen horen, gewoon maar of hij werkelijk liever schelvis dan biefstuk at.
En toch, mijn vader, die wij niet gekend hebben, mijn broers en ik, hij heeft er maar voor gezorgd, na al die verhuizingen in alle windstreken, dat hij begraven werd op twintig minuten rijdens van zijn geboorteplaats in De Lemmer, in het Friese land. Er is nu een nieuwe weg, die het nog zeven minuten sneller maakt. Nee, ik geloof niet dat een van ons hem gekend heeft. Hij heeft nooit ‘rot jongen’ tegen mij gezegd, of mij een opdoffer tussen de schouders gegeven, zodat ik voorover zou zijn gevallen op het grasveld. Alleen maar voor het plezier. Hij heeft ook nimmer een biertje met mij gedronken, in een café, ergens. Toch gaf hij een week voordat hij doodging twee kwartjes aan mijn jongste broer om een fles bier te kopen in het dorpslogement en het schielijk naar zijn bed te brengen zodat mijn moeder niets bemerken zou.
Vier portretten heb ik van mijn vader, op stijve kartonnetjes geplakt en op de achterkant voorzien van aanbevelingen door de makers van de foto's. Geen is er gedateerd.
De oudste komt uit Groningen; daarop had mijn vader krullen en een uniform aan. Op de achterzijde staat in sierlijke letters vermeld:
Gebr. Sanders
Photographie Instantanée
Hoek Stoeldraaiersstraat H. 13
2de huis Kromme Elleboog
Op de derde foto heeft hij een statige snor, veel minder haar en alweer een uniform. De plaat werd gemaakt door
Wegner & Mottu
Rokin 138
Amsterdam
Opnamenvan Gebouwen, Interieurs, enz. enz.
Er is een hoesje van vetvrij papier om de foto, waarop vermeld is: dat ‘Portretten, hetzij verbleekt of uit groep genomen, worden op elke grootte gereproduceerd en zeer gelijkend en artistiek uitgevoerd.’
Op de vierde foto herken ik iets van mijn vader. Hij heeft nog dezelfde omvang van snor; het hoofdhaar is dun geworden, doch in een kuif opgestreken en hij draagt een pak van een burger. De achterzijde van de foto vertelt, dat dit een produkt is van
Photographie Artistique
door M.H. Laddé
boven de firma Merkelbach & Co
Amsterdam
Nieuwendijk 57-59
Het cliché wordt voor verdere bestellingen bewaard.
Enkele weken geleden ben ik naar Oudemirdum gereden, waar mijn vader begraven