Brugman en de Arabieren
W.A. Ettema
Het lijdt geen twijfel dat in Nederland de communicatie met Israël oneindig veel beter verloopt dan met de Arabische landen. Dit moet leiden tot eenzijdigheid in de meningsvorming, ongeacht de kwaliteit van de Israëlische informatie. Ik was dan ook bijzonder blij in het Hollands Maandblad van juni/juli het artikel De Arabieren en Israel te zien van prof. Brugman, die gedurende de recente oorlog in het Midden-Oosten Arabische kranten heeft kunnen lezen en waarvoor ook in het algemeen de Arabische bronnen toegankelijk zijn.
Na een inleiding over het verloop van de Arabisch-Israëlische oorlog komt Brugman tot de belofte het Arabische standpunt nader te bezien. Even daarvoor bezweert hij de Arabische plannen met Israël niet te overdrijven: ‘Want het is helemaal niet zo... dat de Arabieren er alleen maar op uit zijn om een klein land vol ongelukkige Israeli's... te verdelgen en de inwoners in zee te drijven...’.
Is er dan een ‘genocide-mythe’, bewust gehanteerd door de Israëli's om sympathie te verwerven? Aan de vooravond van de Arabische invasie in Palestina in 1948 sprak de secretaris-generaal van de Arabische Liga, Azzam Pasha, op een persconferentie in Cairo over de komende ‘war of extermination’, die nog eeuwenlang als een ‘momentous massacre’ gezien zou worden. Het kan natuurlijk zijn dat er sindsdien genuanceerder taal is gebruikt, dat dit soort uitlatingen uitzonderingen zijn geweest en door vele tegengestelde uitlatingen kunnen worden ontkracht, dan wel niet de werkelijke bedoelingen weergeven. Brugman verlangt van de lezer dat deze hem op zijn woord gelooft, maar dat lijkt me toch wel wat veel gevraagd.
Hoewel in het algemeen voor de meningsvorming zeer belangrijk, is die informatie in het kader van Brugmans artikel niet zo essentieel. Daarin gaat het immers over het Arabische standpunt.
Daarvan zegt de schrijver om te beginnen: ‘Het is niet toevallig dat geen enkele Arabische regering... ooit van een verzoening met Israel rept, laat staan van een aanvaarding van het bestaan van Israel.’
Dat is zeker niet toevallig als we bedenken dat het enige staatshoofd dat blijk gaf er anders over te denken, Abdullah van Jordanië, om die reden is vermoord. Daarmee is echter nog niets gezegd over de aard en de gefundeerdheid van de Arabische standpunten, die overigens steeds meer uit grieven blijken te bestaan. Daarop komt Brugman pas wanneer hij stelt dat in de Israëlische staat een ‘zeker expansionisme’ zit ingebouwd ‘omdat het Zionisme streeft naar de terugkeer van alle Joden naar Israel en het duidelijk (is) dat voor alle Joden in het huidige Israel eenvoudig geen plaats is’. Dit noemt hij ‘een van de redenen van de angst van de Arabieren voor Israel als staat.’
Die angst kunnen we dan hierbij wegnemen. Lang niet alle Joden zijn Zionisten. Blijft de vraag: overschrijdt het Joodse immigratiesaldo de ruimtelijke absorptiecapaciteit van Israël? Dat lijkt niet erg waarschijnlijk. Het zijn nog voornamelijk de Verenigde Staten en de Sovjet Unie die een groot aantal immigranten zouden kunnen opleveren. De Russische Joden mogen niet weg als ze dat zouden willen, de Amerikaanse willen niet erg.
Sinds het einde van de jaren '50 is de groei van de Joodse bevolking dan ook niet groter dan die van de Arabische bevolkingen in de omringende landen. Druk van de bevolking op de bestaansbronnen hoeft bovendien hier evenmin als elders tot expansionisme te leiden. De directe omgeving van Israël is dusdanig dat territoriale expansie economisch een hoogst onrendabele zaak is. Bedenken we verder dat 88% van de Israëlische bevolking een stedelijk woonmilieu heeft, dan lijkt iedere aanleiding voor expansie-angst wel verdwenen.
Zonder de agressieve politiek van de Arabische landen zou Israël dan ook nooit tot bezetting van de Sinai en Westjordanië zijn overgegaan, wat nog niet wil zeggen dat die bezetting een aangetoonde noodzaak was.
Brugman gaat dan in op het Arabische verzet tegen de Joodse kolonisatie tussen de beide wereldoorlogen. Hij doet daarbij geen poging na te gaan wie dat verzet leidde en uitvoerde en evenmin geeft hij een concretisering van de motieven ertoe. Hij beschouwt dat verzet als een logisch gevolg van het feit dat Palestina gedurende meer dan 1300 jaar een Arabisch land is geweest. Daarmee kan hij toch onmogelijk iets anders bedoelen dan het bewoonde gebied. Dit nu is in de loop