Hollands Maandblad. Jaargang 9 (236-245)
(1967-1968)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Het Arabisch ongelijk
| |
[pagina 6]
| |
uit het door Peking uitgegeven Global Digest nauwelijks onder voor de officiële tirades van het derde rijk. Juist in het feit dat de systematische opwekking tot genocide in het Arabische geval zo duidelijk in het oog springt, ligt de reden dat wij de mentaliteit en dus de politiek van Nasser en zijn trawanten alleen maar kunnen veroordelen. Het gaat niet om een loslippige opmerking van een Arabische leider, om een emotionele uitbarsting op een ongecontroleerd ogenblik, maar om een beleid - een beleid dat stelselmatig, dag in dag uit, aanzet tot volkerenmoord. Vervolgens kan van ‘genuanceerde’ zijde worden tegengeworpen dat de Arabieren wel hard schreeuwen, maar weinig uitrichten. Zij hebben de Israëli's niet uitgeroeid; in feite zijn meer slachtoffers gevallen onder de Arabieren zelf. Voorts zijn het Arabieren, die van huis en haard verdreven werden. In deze gedachtengang past ook de opmerking dat men regeringen niet moet beoordelen naar hun woorden, maar naar hun daden. Hypocriete ideologieën die een agressief beleid bemantelen zijn erger dan het geblaf dat niet bijt. En zelfs hoort men wel eens vergoelijkend zeggen dat de hetze helemaal niet op een pogrom aanstuurt, maar alleen symbolisch bedoeld is. Al deze tegenwerpingen onderschatten de ideologie en miskennen de invloed die propaganda, ten goede of ten kwade, op de mensen uitoefent. Gif is gif, en het kan niet zonder consequenties worden verbreid. Dat de Israëli's niet op grote schaal zijn afgeslacht is te danken aan de Arabische machteloosheid, d.w.z. aan de Israëlische weerbaarheid en niet aan de goedmoedigheid van Nasser en de onder zijn aanvoering opgehitste fanatici. Er is trouwens jarenlang gemoord in de grensgebieden door Arabische terroristen (die door sommigen heel neutraal ‘saboteurs’ worden genoemd.) Wij staan als humanisten tamelijk onthand tegenover het krapuul. Dat is tenminste het gevoel dat zich makkelijk van de krantelezer meester maakt. Het geweld wint het in de regel, of het roept ander geweld op dat ons ook niet gelukkig maakt (Vietnam!). Maar we kunnen, machteloos als we zijn, de taal van de onderwereld herkennen en haar signaleren en haar veroordelen. Aan dat vermogen moeten we ons vastklampen, tenzij wij zo ‘genuanceerd’ denken dat we ook dat niet meer kunnen; dan houdt ieder redelijk gesprek op. Er zijn echter schaarse ogenblikken dat de vermoeide humanist opeens moed vat; dan blijkt dat er een daadwerkelijke, zij het misschien tijdelijke overwinning op de verbreiders van de haat mogelijk is. Die overwinning vond plaats in die week van juni, en dat hoopvolle teken is een van de redenen waarom zoveel Nederlanders in die dagen zulke ‘emoties’ te zien gaven. Die emoties lijken mij nogal respektabel, al zijn zij niet duur en al waren ze misschien respektabeler geweest als we meer hadden bijgedragen dan geld, bloed en goede woorden. In ieder geval is het meeleven met het land, dat het slachtoffer van het politieke gangsterdom dreigde te worden, fatsoenlijker dan het wegmasseren van ons politieke onderscheidingsvermogen. Ik vind het dus bepaald lelijk dat de ‘genuanceerden’ ons aan boord komen met ons schuldgevoel en valse vergelijkingen trekken met Open het dorp, de reacties op Zo is het en soortgelijke golven van twijfelachtige of misplaatste emoties. Wie de sympathie voor Israël over één kam scheert met de hysterische reacties op Beeldreligie is doodgewoon te kwader trouw.
Om misverstand te voorkomen: ik beweer niet dat Arabieren van nature haatdragender zijn dan wie ook, en zelfs niet dat zij gemakkelijker met de ideologie van de onderwereld zijn te vergiftigen. Ik beweer alleen dat hun regeringen niet deugen (waarbij geen oordeel wordt uitgesproken over de voortvarendheid, of het gebrek aan voortvarendheid, waarmee zij stuwdammen bouwen, landhervormingen invoeren, etc.). De vraag kan natuurlijk rijzen waarom juist deze volkeren zozeer met bloeddorstige régimes zijn opgeknapt; het antwoord zou ik niet weten. Of de Islam er iets mee te maken heeft, of het feit dat de Arabieren geen economische uitlaat hebben voor hun politieke vernederingen (Duitsers en Italianen wisten veel onlust in hun Wirtschaftswunder kwijt te raken) - ik durf het niet te zeggen. Ik ga alleen af op wat Radio-Cairo uitzendt en dat is niet zo mooi. Hier blijft ook in het midden wie de ergste is van de Arabische leiders, wie er remt en wie zijn kornuiten in moorddadigheid de loef tracht af te steken. Men hoort vaak zeggen dat Nasser eigenlijk nogal gematigd is, dat hij liever het diplomatieke spel speelt dan dat van de brute agressie, dat hij de Syriërs in toom tracht te houden; maar onder zijn verantwoordelijkheid wordt de monsterachtige campagne dan toch maar gevoerd. Ik heb zelfs eens iemand - een meester in het excuseren van het inexcusabele - horen beweren dat er aan Arabische zijde maar één man de oorlog werkelijk zou willen (zekere Shikairi of zoiets) maar het is natuurlijk uitgesloten dat iemand in zijn eentje, hoe schofterig hij ook mag wezen, deze massale haatactie gaande houdt. De Arabische rege- | |
[pagina 7]
| |
ringen zijn verantwoordelijk voor het gif dat zij verspreiden en de verdeling van deze verantwoordelijkheid over de verschillende Arabische leiders is een veel te ingewikkeld probleem om vatbaar te zijn voor een simpele formule. En nog een bij voorbaat te weerleggen misverstand: in het bovenstaande staat niet dat de vestiging van Israël ‘juist’ of ‘niet juist’ zou zijn geweest. Er wordt geen partij gekozen in deze kwestie. Wie wil kan de historische argumenten naar zijn hand zetten; het hangt er maar van af hoever men in de geschiedenis wil teruggaan (tot koning David, b.v.). In feite zijn de historische en (pseudo-)juridische overwegingen (beslissingen van de Verenigde Naties e.d.) niet doorslaggevend; voor de meestbetrokkenen, de Israëli's en de Arabieren, komt het aan op metafysische argumenten, zoals de terugkeer naar Jeruzalem als centrum van de wereld (omkering van de diaspora) versus de stichting van het Grote Arabische Rijk, waarin religieuze en culturele aspiraties samenvloeien. In de kwestie Zionisme-Arabisme is het voor buitenstaanders moeilijk kiezen. Men kan het de Europeanen moeilijk kwalijk nemen dat zij kiezen voor de partij met de meest constructieve ideologie, en dat is Israël. Misschien is dat te haastig, en misschien moeten wij meer oog hebben voor de grieven der Arabieren, die in zekere zin de onderliggende partij blijken te zijn. Dat is allemaal goed en wel. Maar het argument dat de vestiging van Israël indruist tegen het Arabische rechtsgevoel lijkt mij een chotspe. Het Arabische rechtsgevoel? Het hypernationalisme der Arabieren mag dan door Israël gekwetst zijn, maar dat is heel wat anders. Wie het politieke nihilisme zover drijft verspeelt het recht op het woord rechtsgevoel. Het zou overigens verkeerd zijn te menen, dat de Arabische neiging tot volkerenmoord zich alleen richt op de Israëli's. De ideologie is daarvoor te totalitair. Alles wat afwijkt van de pan-Arabische standaardopvattingen moet verdelgd worden. Daar kunnen ze in Yemen van meepraten en in de Soedan. De Egyptische Kopten worden langzaam platgedrukt. De enige Arabische staat die pluriform in elkaar zit - de Libanon - wordt door de anderen bedreigdGa naar voetnoot*. Moordlust en fanatisme laten zich nu eenmaal slecht isoleren en het is dus geen wonder dat de Arabische landen elkaar naar het leven staan.
De strekking van het bovenstaande is, dat wij bij de beoordeling van het gelijk en het ongelijk in het Midden-Oosten de kwaliteit van de ideologie der partijen niet buiten beschouwing mogen laten. Het lijkt het intrappen van een open deur: wie stelselmatig en op krijsende toon moord, doodslag en uitroeiing aanprijst, moet daarnaar worden beoordeeld. Als wij de mentaliteit en de ideologie der Arabieren veroordelen, is dat niet een kwestie van toevallige sympathie of antipathie; er wordt een norm aangelegd die even simpel als ter zake is. Het ligt allemaal vlak voor de hand. Maar hoe kan het dan dat deze eenvoudige dingen ooit uit het oog werden verloren? En dan nog wel in het Hollands Maandblad? Het is om je dood te generen. | |
AntwoordDeze ‘correctie’ van de heer Pen, die overigens niet ingaat op de inhoud van mijn betoog, bevestigt mij nu juist in mijn mening dat in Nederland op emotionele wijze wordt gereageerd op alles wat Israel betreft. Ik had | |
[pagina 8]
| |
zelf meer aan de actie Eten voor India gedacht, maar nu ik dit lees zou ik inderdaad zeggen dat de rel om de beeldreligie er niet ver van afstaat. Het schijnt zelfs al een schande voor het Hollands Maandblad, om niet te zeggen kwetsend te zijn als een genuanceerde beschouwing over het Arabische standpunt in zijn kolommen verschijnt. De heer Pen beticht mij van ‘pseudopsychologie’ waarvan ik mij zou bedienen om tegenstanders ‘verdacht’ te maken. Ik zie volgens hem niet in (hij bedoelt daarmee natuurlijk dat ik niet in wil zien) wat ‘ieder fatsoenlijk mens het eerst opvalt’ en ik veronachtzaam ‘wezenlijke elementen’ wat ‘nauwelijks toeval kan zijn.’ Op dergelijke antwoorden antwoord ik mijnerzijds ongaarne omdat ik mij op een dergelijk niveau van discussie wat ongemakkelijk beweeg. Laat ik echter proberen om met voorbijgaan van de geëmotioneerde en ‘beeld’ rijke taal van de heer Pen enige punten uit zijn betoog te lichten. Hij verklaart het begrijpelijk te achten als de Arabieren in de vestiging van de staat Israel een casus belli zien; men kan er volgens hem althans over discussiëren. Welnu, ik meen de Arabische motieven om in het bestaan van Israël een casus belli te zien te hebben toegelicht. Bellum betekent namelijk, als ik het mij goed herinner, oorlog, en een oorlog impliceert dat men de troepen van de tegenstander bestookt, vernietigt, in zee drijft, tot zij zich overgeven of terugtrekken van het grondgebied in kwestie. Het impliceert ook dat men de tegenstander in schrille, ongunstige kleuren afschildert. Maar wat de Arabieren beslist niet doen is ‘met snerpende stem’, zoals de heer Pen zo beeldend schrijft, ophitsen tot ‘moord’. Ik moet tenminste aannemen dat hij daaronder verstaat niet alleen de vernietiging van het leger van de tegenstander, maar uitroeiing van alle Israeli's, het liefst door ze kopje onder te doen gaan in de Middellandse Zee. Kortom genocide, een reusachtige ‘pogrom’, uitgevoerd door een ‘krapuul’ waartegenover ‘wij humanisten nogal onthand staan.’ Hij gaat daarbij af op wat Radio-Cairo uitzendt, maar ik vrees dat zijn kennis van het Arabisch hier toch wel tekort is geschoten. Ik luister zelf niet graag naar Radio-Cairo, maar ik kan de heer Pen aanraden de redevoeringen van Nasser eens te lezen, liefst ter vermijding van misverstand in vertaling. Een van diens laatste voorstellen, tijdens de crisis, was de vestiging van een dubbelstaat in Palestina - die niet Israel zou mogen heten - met gelijke rechten voor Joden en Arabieren. Dit betekent wel iets anders dan een massale pogrom. Dat de taal van de omroepers wel eens uitschiet kan ik mij best voorstellen, maar wanneer de heer Pen bezwaar heeft tegen het ‘krapuul’ dat de Arabieren regeert, doet hij er goed aan allereerst af te gaan op wat de leider van dit ‘krapuul’ zegt en schrijft. Dat Arabische saboteurs slachtoffers maken onder de burgerbevolking is niet alleen mogelijk maar waarschijnlijk. Aanslagen op bussen, postkantoren en restaurants zijn middelen waarmee een zwakke partij zijn tegenstander probeert uit te putten. We zien het dagelijks in Viet-Nam, en Algerije is een schoolvoorbeeld van het succes dat een dergelijke tactiek kan opleveren. Maar wat moorden betreft hebben de Israeli's geen blanco strafregister: ik hoef maar te herinneren aan het lot van het Arabische dorp Deir Yassin in het voorjaar van 1948, waarvan de hele bevolking door Joodse benden werd omgebracht. Als de heer Pen schrijft dat men ‘historische argumenten’ naar zijn hand kan zetten, moet ik toegeven dat ik hem niet begrijp. Wat zijn historische argumenten en hoe zet men deugdelijke argumenten naar zijn hand (als ze niet deugen zijn het geen argumenten)? Enfin, de heer Pen vindt dat ze niet ter zake doen en wij behoeven er dus ons hoofd niet over te breken. Waar het wèl opaan komt zijn volgens hem de metaphysische argumenten. Maar hij heeft toch wel falikant ongelijk als hij denkt dat het in Palestina gaat om een strijd tussen twee metaphysische stelsels. Het gaat de Arabieren niet om het Arabisme, dat volgens hem een metaphysische idee is van ‘de stichting van een groot Arabisch rijk, waarin religieuze en culturele aspiraties samenvloeien’. Met een dergelijke woordenbrij verbergt men waar het om gaat en de heer Pen zou er goed aan doen de bestaande literatuur over het Arabisch nationalisme eens door te nemen, dat lang niet zo metaphysisch is als hij schijnt te denken. Ik ben bereid te geloven dat de Zionistische idee althans in het begin een metaphysische inslag had. De kruisvaarders kwamen ook in Palestina uit metaphysische overwegingen, en men leze er de geschiedenis eens op na hoe zij er hebben huisgehouden. Maar dergelijke metaphysische overwegingen lieten en laten de bewoners van het land koud. Voor hen gaat het er nu om dat Palestina vroeger Arabisch was en nu niet meer, dat zij er vroeger woonden, gezellig onder elkaar, en nu niet meer. Om een beeld te gebruiken uit mijn artikel, wanneer iemand mij op metaphysische gronden uit mijn huis zet en er bijna twintig jaar blijft wonen, heb ik dan nog het recht om boos te worden? J. Brugman |