Hollands Maandblad. Jaargang 9 (236-245)

K.L. Poll

Lied voor twee stemmen

In speelkaarten gratis verwisseling.
Het rad voor de ogen.
De spiegelberg in het voetdiepe meer.

Vier dominees van Leidschendam
knikken nog mee met halleluja, sint kind
is oeverloos geboren en geborgen.

De dieven van het wiegelied
die liegen liever niet
dan wel dan niet.

Het paradijs staat op een kier
de wierook walmt naar buiten
en alles, ja van alles
laat zich verzinnen en verzaken.

De anekdote op het droge
vervluchtigt hier, vervluchtigt daar.
Het uitzicht een ansicht met aan de achterkant
adres, postzegel, groeten.

Kinderen, laten wij zingen
van Dwingelo en Wemeldinge.
Ik kleef, jij kleeft, wij kleven
door wat is om het even.

O ontevreden ondergod
kijkdomein van de onbedrieger
waar blijft toch op zijn minst
de tragedie, de uitvlucht.

Ik haal je binnen,
de gesprongen aar in je oogwit,
roodachtig haar, goddank haast geen wangen,
een lange dunne neus, af en toe zingend -
niet meer dan een menukaart,
advertentie, procesverbaal.
Onneembaar, gedoemd tot kinderverkalking,
mijn lief alternatief.
Bij de vijand begint de victorie.