De kin van Kirk Douglas
Rob Scherjon
Met zijn handen in de zakken van zijn bruine jasje, de duimen naar voren, stond Philip Lagerwey te wachten tot de verkoopster de zeilboot, die hij zoëven had aangewezen, had ingepakt. Hij keek om zich heen en aarzelde. Een zeilboot. Hij had misschien beter iets anders kunnen uitzoeken, een cowboy-pak, een trein, een badmintonspel, of zo'n grote blauwe vrachtauto van plastic. Zo'n kleine jongen aan de waterkant, dat was gevaarlijk. Als hij er inviel... Nou ja, hij zou er bij zijn. Jeroen mocht alleen met de zeilboot weg als hij, zijn oom, er bij was.
De verkoopster legde het pak op de toonbank. De mast had ze naar beneden geklapt, dat kon als je het touwtje aan de voorkant losmaakte. Maar met die uitstekende kiel was het toch nog een heel pak. Hij was nog steeds niet zeker van zijn zaak.
‘Het is voor een jongen van zes jaar. Is het geschikt denkt u?’
Het meisje keek hem aan en glimlachte. Ze was nog jong, 17 of 18, schatte hij. Ze droeg een snoer van witte kralen op haar zwarte jurk. Stond haar goed, die jurk. En die kralen er op, dat stond ook goed.
‘Voor een jongen van zes? O ja meneer, die jongens vinden dat pràchtig’.
Terwijl ze dit zei schoof ze het pak een eindje in zijn richting, alsof ze bang was dat hij alsnog zou besluiten van de koop af te zien.
Hij haalde zijn portefeuille tevoorschijn.
‘Kan het geruild worden?’
‘Natuurlijk’, knikte ze. ‘Als u de bon maar bewaart’.
Hij betaalde en liet het wisselgeld dat het meisje in zijn hand stopte, zonder er naar te kijken in zijn zak glijden. Met het pak onder zijn arm liep hij naar de roltrap.
Morgen was Jeroen jarig. Hij was van plan al vroeg naar Marjan toe te gaan. Alleen morgen zou hij Jeroen niet meenemen op het gebruikelijke tochtje naar ‘de stad’. Morgen waren er natuurlijk een hoop vriendjes. En de familie, zijn vader en moeder en de andere broers en zusters, die hij alleen op verjaardagen zag. Marjan had gevraagd of hij bleef slapen, dat deed hij wel vaker. Er stond een veldbed in de vroegere studeerkamer van Arnold voor hem klaar. Het was gezellig: op zondagochtend beschuiten en thee op bed, door Marjan in de keuken stilletjes klaargemaakt en door Jeroen zonder morsen binnengebracht. Verrassing voor oom. ‘Kerel wat heerlijk, zet maar hier neer, op de stoel’.
Marjan, zijn jongere zuster, die in Nieuw-West woonde, was de enige van de familie bij wie hij geregeld aankwam. Dat kwam door Jeroen. De laatste tijd was het bijna een gewoonte geworden dat hij op zaterdagmiddag Jeroen kwam halen, wanneer Marjan en Arnold met het donkerblauwe autootje naar het winkelcentrum gingen om proviand in te slaan voor de komende week. Met Jeroen achter op de bromfiets (Arnold had speciaal voor hem een stoeltje voor op de bagagedrager gekocht) reed hij dan naar het centrum en dan mocht Jeroen vertellen waar het heenging: naar de dierentuin, naar de Cineac, naar de boten kijken (dat betekende minstens éénmaal met de pont heen en weer) of zomaar wat rondwandelen.
Jeroen was al gewend geraakt aan die zaterdagse uitstapjes. Toen hij een keer niet was komen opdagen had er 's avonds een briefje op zijn kamer gelegen. ‘Zijn langs geweest, dachten dat je ziek was. Arnold en Jeroen’. Zijn hospita had verteld dat er een meneer en een jongetje voor hem aan de deur waren geweest. Ze had die meneer nog gevraagd of hij misschien een kopje thee wou. Het was toch zijn zwager, was het niet? Nou, voor thee had hij geen tijd gehad, had hij gezegd, want zijn auto stond verkeerd geparkeerd. ‘Een aardige man, uw zwager. En zo'n lief zoontje’.
Terwijl de roltrap hem naar beneden voerde stond hij toch weer te aarzelen over die zeilboot. Was het nu wel verstandig? Jeroen alleen aan het water, hij moest er niet aan denken. Ze moesten hem maar eens zwemmen leren. Hij had ook niet altijd tijd om mee te gaan. En Arnold helemaal niet, met die drukke baan van 'm op het verzekeringskantoor.
Vóór hem op de roltrap stonden een dame met een volle boodschappentas en een jongetje van Jeroens leeftijd, met een bruine pet op. Lelijke pet was dat. Stond hem veel te oud. Voordat hij zijn neefje zoiets liet opzetten... Even dacht hij er aan het jongetje het pak met de zeilboot in zijn