Twee plannen
J.P. Guépin
I Een beurs voor iedereen in plaats van kinderbijslag
Wij nemen vader Alpha. Hij heeft twee zoons, Ad en Bert, en een dochter Cathérine. Alle drie de kinderen zijn iets meer dan middelmatig begaafd en kunnen dus het eindexamen HBS halen. Ad besluit te studeren, Bert gokt op een carrière bij een bank, en even later besluit Cathérine naar de kunstnijverheidsschool te gaan.
Ad doet tien jaar over zijn medicijnenstudie, wat zijn vader f 40.000 kost, en vestigt zich als huisarts. Dit levert hem na een aanloopperiode een inkomen van f 40.000 per jaar op.
Bert heeft in het begin meer geld dan zijn broer, maar daar hij middelmatig is als de rest van zijn familie en weinig geluk heeft brengt hij het niet verder dan kassier. Ondanks zijn aanvankelijke voorsprong verdient hij tenslotte veel minder dan zijn gestudeerde broer.
Cathérine verlaat na drie jaar de kunstnijverheidsschool, maar kan niet erg aan de slag komen. Zij wordt verkoopster en blijft ongehuwd.
Inmiddels is de zoon van dokter Ad opgegroeid en gaat studeren. Daar dankzij de S.V.B. nu de Integrale Studiekosten Vergoeding is ingevoerd, krijgt de zoon een studieloon van de staat. Veel is het niet, net ongeveer het bedrag dat de ongetrouwde Cathérine aan belasting betaalt.
Het is duidelijk dat vader Alpha zijn kinderen onrechtvaardig behandeld heeft. Ad heeft maar liefst f 40.000 extra gekregen en heeft dankzij dat geld een meer dan middelmatige welstand bereikt, terwijl hij een plezierige studietijd achter de rug heeft en het prestige van een arts bezit. Vader Alpha kon zoveel aan zijn zoon Ad spenderen omdat Bert na zijn achttiende financieel onafhankelijk werd. Bert moet dit offer bekopen met een bestaan op de rand van de armoede. Cathérine tenslotte heeft wel drie jaar op de zak van haar vader geteerd, maar dat is geen goede belegging gebleken. En het studieloon blijkt het toppunt van onrechtvaardigheid, want nu betaalt Cathérine op de koop toe de studie van de zoon van Ad, die dankzij zijn meesterstitel later meteen referendaris wordt.
Vader Bêta is veel rechtvaardiger, want veel rijker. Hij geeft zijn drie kinderen uit zijn immens vermogen meteen op hun achttiende f 40.000 als voorschot op de erfenis. De ene zoon gaat studeren, de ander koopt een huis en een bankstel en trouwt, de derde geeft het langzaam uit en vermaakt zich ondertussen creatief.
Maar niet iedereen is zo rijk als vader Bêta, of zelfs als vader Alpha. Daarbij hebben niet alleen middelmatige kinderen van rijke ouders, maar ook meer dan middelmatige kinderen van arme ouders, ja iedereen die daartoe in staat is, recht op studie. Bekwame afgestudeerden zijn trouwens een gemeenschapsbelang, de staat betaalt daarom de kosten van de universiteit en andere opleidingsinstituten.
Het is duidelijk dat de staat ook de kosten van levensonderhoud van de studenten moet betalen. Hij treedt dus in de plaats van de vader, en wel van vader Bêta, want de staat mag in het geheel niet discrimineren. Studiebeurzen die sommigen die willen en kunnen daartoe in staat stellen, met de financiële voorsprong die daarvan het gevolg is, zijn dus uit de boze: dat is het systeem van vader Alpha. Studieloon is discriminatie jegens diegenen die niet willen of kunnen studeren, maar die wel aan het studieloon meebetalen, als de arme Cathérine. Voorschotten dus, maar dat is gevaarlijk, want niet iedereen wordt rijker van zijn studie, en de terugbetaling zal niet al te lang uitgesteld kunnen worden.
Dus iedereen krijgt een beurs, en mag dan doen wat hij wil. Dat moet ergens vandaan komen, we schaffen dus de kinderbijslag af (schrik maar niet, hij komt zo weer terug). Het geld dat zo vrijkomt kan nu aangewend worden om iedereen van zijn achttiende jaar af op een door hem gekozen tijdstip een bepaald bedrag te geven, dat het bedrag niet