Hollands Maandblad. Jaargang 8 (226-235)(1966-1967)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Gerrit Kouwenaar thuiskomst Haast of je thuiskwam je kon de dood aaien je ogen verdampten in een lamp vol ogen je kon je hand niet bewegen jaren later of weken je draagt weer een das de lamp brandt / witte zomer / op een avond voelt je lichaam van binnenuit zoals je je vader altijd zag aan de buitenzijde wat zanik je nu weer, jongen? zeker, ontzettend grote stenen lagen daar uitgezette gaten haast, haast bergen, dwz zo uitzichtbenemend gezwollen dat ze aan een functie niet toekwamen zelfs niet die van gevonden voorwerp zodat zelfs geen dichter ze als zodanig herkende en in zijn hand mee naar huis nam - ervaring De stad verlaten, motoren en gras maken onbehagen draaglijk, het hoornvee kalft in een ooghoek, hoofd en hart staan 's avonds gebakken op tafel dit geweldig grote bed buiten vol drachtige dochters slordige kussen bebloede lakens is voor een dichter met hooikoorts het einde, stervende zoekt hij nog zijn barstende bloknoot in alle ernst, op een aarde van steen tussen mieren van een zeer groot formaat, tussen dennen zijnde god weet het sparren, met knappende oren want op 2000 hoogte en daarbij gezalfd door een 30-graads hitte, temidden van geuren nog alleen vergelijkbaar met peper duur badzout, en alom en overal en rondom etcetera een verte, zo bars en zo zacht en zo werkelijk etcetera, dat hij werkelijk ontroerde tot in zijn inwendige deed hij terzijde de weg zijn behoefte kortom ten lange leste weer een ervaring - [pagina 26] [p. 26] feit De nauwkeurigste vorm van de wartaal het feit van het teken O het woord zoon het ding dood kaarsrecht kronkelen de bergwegen tussen onrecht en avond de zwaartekracht bevelend te dalen de toekomst stijgend zich roerloos verplaatsend landschappen molshopen slapende handen, bezaaid met ijzeren vuisten en wijdopen doden de vurenhouten auto's bedreigend, en ook de praktische onzin van het ruikbare pijnbos onzichtbaar schuilgaand achter een luciferdoosje als men ligt in het kleinste groen hoeveel uren en ruimte en kleuren die nergens toe dienen tussen het oog en de waarheid van mijn onverplaatsbare theetijd van thans en jouw onlesbare dorst die morgen gelest wordt - niets is al weer onwaar De werkelijkheid doet maar wat of weer krankzinnig vroeg weerlicht poetst de ontbijttafel zwart / een leesplank van mogelijkheden / slaap blijdschap verbazing schouderophalen school- of doodgaan klein gemor van een soort volwassen kleuters mieren onder een vergrootglas paren eten kortom bewegen verwisselen zichzelf en elkaar eindeloos ons geduld raakt uitgeput men bestaat men staat na sportbeoefening de moestuin van moeder niets is al weer onwaar - [pagina 27] [p. 27] au au Ik eigen mij niets toe de straat is van mijn buurman als de heer voorbijkomt ben ik altijd elders: voor een woord in amerika of voor een letter in het land der blinden ik bereisde deze zomer voor het eerst de kathedraal van chartres gezeten in een tearoom tussen denen en duitsers zag ik stalin het plein opdraven het glibberige plein der martelaren te paard, een snoek in de hand u mag al mijn ogen lenen de werkelijkheid gaat met u mee uit kijken en komt mij later op een maandagnacht eensklaps bezoeken in het hospitaal waar ik au au zeg - Vorige Volgende