Hollands Maandblad. Jaargang 8 (226-235)
(1966-1967)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Notities bij 33e Biennale te Venetië
| |
[pagina 49]
| |
uitbeelder, géén utopistische architect die de vormen en middelen van vandaag in een futuristisch perspectief plaatst. Eerder de aanduider van reële mogelijkheden: schelpsteden onder koepelbouw met gereglementeerde weersomstandigheden. Maar ook de beeldende kunstenaar die in de waarschijnlijke hoofdvormen zijn inspiratie vindt. Tegelijkertijd de maatschappelijke politieke theoreticus, de propagandist die in lezingen en artikelen zijn ideeën uiteenzet. Het Gemeentemuseum te Den Haag bood vorig jaar een goede, zeer verhelderende overzichtstentoonstelling. Het bezwaar dat men tegen de keuze in het Nederlands paviljoen kan hebben is dat hier op veel kleiner schaal ook alle facetten van het werk zijn vertegenwoordigd. In een gebouw dus met geïntegreerde niet zeer duidelijk van elkaar te onderscheiden ruimten. Bij de bewogen evoluties in Constants werk wordt de logische relatie tussen de verschillende perioden en opvattingen niet zeer duidelijk aan een argeloze bezoeker. Vele buitenlanders hadden het accent liever gelegd gezien op het New Babylon: exact en daarmee uit. De gedachte van de Nederlandse commissie is echter geweest een overzicht te brengen van het fenomeen van een kunstenaar. Met de keuze van één kunstenaar wisten zij zich al wijze beperking op te leggen. Met de presentatie van deze kunstenaar op deze wijze bereikten zij in ieder geval dat Constant door iedereen werd opgemerkt, dat alle specialisten in moderne kunst, in de voordagen van de opening der Biennale over hem spraken en dat hij ten slotte ook in de prijzen viel: hij kreeg de premio Cardazzo voor de schilderkunst, geen ‘Grote Prijs’, maar onder meer dan 250 kunstenaars betekent ze de duidelijke onderstreping en huldiging van een prestatie. De tegenwoordige commissaris R. Oxenaar en zijn medewerkers H. van Haaren en D. Welling zijn verantwoordelijk voor de voortreffelijke, sober gedoseerde inrichting; zij organiseerden ook een goede publiciteit o.a. door het uitgeven van een catalogus-krant, de levering van de Rijksmonografie over Constant door Hein van Haaren (engelse tekst) En door de uitgave van een kleurenreproductiekaart. De opening van de Biennale (dit jaar op 18 juni) geschiedt altijd op hoogst plechtige wijze door een minister-president, of minimaal een minister. Op zo'n dag is er veel zwart en goud onder de zon, er is ook een muziekcorps. Prijzen worden uitgereikt onder een purperen troon. Een bisschop representeert de Katholieke Kerk in de kunstwereld. Alle paviljoens worden bezocht, met geïnteresseerdheid, scherts of beleefdheid. Nimmer maakte een doge dit mee (de eerste biennale werd gehouden in 1895). De bisschop van dit jaar had zijn vracht catalogi verpakt in de krant ‘New Babylon’. Welke oud jezuietenleerling (als Constant) zou niet gnuiven. Maar de opening van de Biennale wil voor de internationale kunstwereld eigenlijk zeggen: de vernissage, van dinsdag af tot donderdag; vrijdag is het expositieterrein op de Giardini gesloten, ten behoeve van de juryleden en voor de schoonmakers. Het ‘feest’ van de Biennale speelt zich voor een groot deel af op het Piazza, op de parties van de verschillende consulaten, op de talrijke min of meer officiële dan wel zakelijke diners. De situatie op het Piazza San Marco is het charmantst, hoewel enigszins belachelijk. Er bestaat een goede en een slechte kant van de terrassen. Die voor Florian zijn goed, die aan de andere kant verkeerd. Men stáát dus liever aan de goede kant dan dat men op de verkeerde kant zou gaan zitten. Anti-terrassen werden ook dit jaar niet gevormd. Over de prijzen liepen er dit jaar weinig geruchten. Meer redelijke vermoedens. 1964 betekende een triomfjaar voor de Amerikanen die voor 't eerst de grote prijs van de schilderkunst veroverden: voor Robert Rauschenberg. Commissaris Solomon (toen nog directeur van het Jewish Museum te New York) had het Amerikaanse consulaat bij het paviljoen gehuurd om zijn (te) uitgebreide presentatie te kunnen plaatsen. De balletten van Merce Cunningham accentueerden de amerikaanse inzending. Bissière en Appel waren naast Rauschenberg de belangrijkste candidaten. Toen deze Amerikaan de prijs kreeg voor zijn assemblages, voor zijn geschilderde, geplakte, gedrukte, geassembleerde ouverture tot de pop-art, bleek Parijs met zijn school van smaakvolle olieverven een harde klap toegebracht. Zij het dat Jean Dubuffet met een expositie in het Palazzo Grassi de slag triomfantelijk ontweek. Dit jaar ging de prijs naar de Argentijn Le Parc, behorend tot de renstal van Denise René, een Franse kunsthandelaarster die met grote stelligheid haar weg is gegaan in jaren dat het expressionistische tachisme hoogtij vierde en in Parijs geen hond omkeek naar constructieve kunst (van Mondriaan tot Vasarely). Nu zijn de kansen gekeerd: Vasarely en de op-art die hij heeft uitgelokt, heeft Amerika veroverd. Een kineticus als Le Parc (lid van de Parij se Groupe de recherche d'art visuel) krijgt de prijs voor de schilderkunst, met welke toekenning een nog ruimere interpretatie is gegeven aan een der | |
[pagina 50]
| |
categorieën waarvoor de prijzen zijn bestemd: schilderkunst, beeldhouwkunst, grafische kunst. De grenzen hiertussen zijn steeds moeilijker te trekken. Zelf ben ik met deze bekroning van een met licht en bewegende vormen spelende kunstenaar zeer ingenomen. Velen denken er anders over en hadden de prijs liever naar Soto zien gaan. Deze is inderdaad een groot kunstenaar die zich veel gereglementeerder, strenger en overwogener gedraagt dan Le Parc. Op hetzelfde terrein van de kinetische kunst roept hij nog duidelijke reminiscenties op aan het constructivisme. Wanneer echter een prijs niet alleen de functie heeft een persoonlijkheid te bekronen, maar ook om een gehele groepering daarmee vrij spel te geven, lijkt me de prijs aan de ingenieuzer, veelzijdiger Le Parc gelukkig. Zoals gezegd: de voorkeur ging, buiten de jury, naar Soto en daarmee naar de fijnzinnige ernst. Over Ernst gesproken: die van Max in het Palazzo Grassi deed 't niet meer. Leuke speelse schikkingen van kammen en slalepels kunnen bewijzen dat de gezondheid van de oude heer niet te wensen over laat, maar zij kunnen niet deze grote tentoonstelling van werken uit de laatste jaren rechtvaardigen, n.b. in het gebouw waar wij vorig jaar nog de Guardi's zagen. De expositie was een afgang vergeleken bij de schitterende overzichtstentoonstelling die enige jaren geleden in het Walraf-Richardtz-museum te Keulen werd gehouden. Ook in Venetië kon de tegenstelling tussen het oudere en het nieuwe werk blijken omdat men immers de gelegenheid heeft de privécollectie van Peggy Guggenheim te bezoeken, waarin prachtige schilderijen van haar vroegere man-vriend vertegenwoordigd zijn. In Peggy's palazzo wél Ernsts grootse betoverende fantasie en dichterlijkheid en het imposante beeldende vermogen van dadamals. Maar Ernsts kunsthandelaar I. loopt de avond van de opening als een pauw over het Piazza San Marco, in gezelschap van o.m. Martial Raysse die een prijs kreeg van de David O. Bright Foundation. De h.f. tevens o.h. I. is de gewoonte van rijke oude dames gevolgd en heeft zijn borst behangen met een schild van juwelen. Dit is een zalige en tevens controleerbare mededeling. Wat de verdere toiletten betreft: K.A. ging deze biennale gekleed in jeugdig, virginaal bleu. N.V. een opvallende verschijning, weduwe van M., die zo dik mogelijk wenst te worden, droeg o.m. plastic en alleen wanneer de omstandigheden daar niet om | |
[pagina 51]
| |
vroegen avondjurken. De nederlandse collectioneur F.B. kocht een pak van de grootste maat die in Venetië te krijgen was in licht-blauw. Criticus W. bleek in het bezit van een nette korte broek en verscheen daarin op zijn vrije dag. Popkunstenaar S. uit London droeg een broek uit markiezenstof. B. droeg een steenrode spijkerbroek. L. droeg een vooroorlogs zomers ensemble. H. droeg zijn wintergarderobe. O. bleek terughoudend geavanceerd, als U begrijpt wat ik bedoel. In tegenstelling tot hulpbisschop Olivetti die bij zijn zwarte jurk het te doen gebruikelijke paarse petje droeg. Het traditionele schandaal op de Biennale bestaat dit jaar uit de voelwand van Ay-O, in het Japanse paviljoen. Geheel in regenboogkleuren geschilderd, bevat zij talrijke door rubberkleppen afgesloten gaten, waarin men verondersteld wordt zijn vingers of gehele hand te steken. Het resultaat is zeer verschillend. Of men bevochtigt zijn vinger, of er gebeurt geheel niets, of er gaat een motortje brommen, of men kleurt zijn vinger blauw, of men plonst met de volle vuist in het water en steeks waarschijnlijk hierna deze vuist in het gips. Het lijkt me niets voor deze lezertjes. Het was erg aardig. In het Italiaanse paviljoen kreeg ook Fontana een zaal. In een architectuur van schotten met zijwanden plaatste hij tien witte schilderijen, door snelle rapieren getroffen in scherpe elegante sneden. Er stroomde geen bloed. De nestor van de zero-stijl kreeg de Italiaanse prijs voor de schilderkunst. Misschien was de grote internationale prijs nog welkomer geweest. (De andere meer Baconeske wijze van schilderen werd geprezen door de Unescoprijs die naar Horst Antes ging). Het verschil (geschil) tussen de criticus C.D. en mij werd bevestigd n.a.v. ons oordeel over Fontana. Volgens D. ziet de man er uit als een keurige Italiaanse kapper. Ik ervaar hem als een vechtlustige spirituele aristocraat. Het onderscheidingsvermogen van D. is niet groot, ik wist dat. Toch verontrust het me dat hij in die genoemde sneden waarschijnlijk haarscheidingen heeft gezien. Het verwijt aan elkaar zal niettemin gelijkluidend zijn: hij kan geen kapper van een markies onderscheiden. De New York Herald Tribune gaf de Nederlandse kolonie de eerste berichten over het ‘up-roar’ te Amsterdam. Een grote kop boven een artikel op de voorpagina: Barricades in Amsterdam. Daarbij een onwaarschijnlijke foto met gehelmde agenten, ontploffende bommen, opengebroken wegdek. Op deze afstand beschouwd leken deze ‘relletjes’ zeer ter zake. Eindelijk zou duidelijkheid worden geschapen. Wel werd aangenomen dat Constant naar Venetië was gezonden opdat de regering haar handen vrij zou hebben.Ga naar voetnoot1) Het aftreden van Burgemeester van Hall scheen buiten kijf. Een gematigd behoudende kapitalist veronderstelde dat wij zouden terugkeren in een republiek. Ook deze mening scheen niet absurd. Algemeen heerste de opinie dat de uitbarsting een redelijk aspect had. Gedacht werd aan een samengaan van provo's en bouwvakarbeiders. Zeker toen er een volgende dag sprake was van een volksmenigte van 7000 man, 's nachts op de been in de hoofdstad. Bij terugkomst in Nederland bleek er echter sprake te zijn geweest van de heffe des volks die de oproer kraaide. De kranten spraken nog steeds die onvergelijkbaar redelijke taal die bij hen de onredelijk slechte nieuwsvoorziening moet compenseren. En later sprak de burgemeester over een gehavend parochiehuis i.p.v. over een uitbetalingsbureau. Alles bij elkaar gelukkig een hele zorg minder. In Venetië werden slechts twee happenings genoteerd. Een van het Japanse echtpaar Kudo, waarbij Tetsumi Kudo zich in zijn groen costuum onder een groene parapluie over het duistere Piazza bewoog, her en der kleine cirkelende meetings bedienend. Na uren, toen men hem op de terassen reeds lang was vergeten, zag men nog de groene umbrella voor de fassade van San Marco. Omstreeks half twee in de ochtend arriveerden de Kudo's op het piazza Fenice, lang na de happening. Toen bleek men hem niet vergeten want er klaterde een spontaan applaus over het besloten plein. Nam June Paik (Vietnam) organiseerde de gondola-happening zaterdagavond bij het Rialto. John Cage wisselend voor Gounod bespeelde zijn vriendin Christine (Metropolitan soliste) de cello, doch bij tijd en wijle ook het ontblote bovenlichaam van Paik zelf. Ook luidde zij de bel na een gesuggereerd orgasme, fluisterde scheepsberichten in een megafoon en liet zich ten slotte geheel en al in het water vallen, na pistolen te hebben afgeschoten waarop alle honden van Venetië reageerden. Op de oever stond een recorder onder gezag van Paik de Beatles te draaien en terwijl de vrienden uit Zweden, Japan, Nederland en Amerika op het caféterrasje het zich allemaal welwillend lieten aanleunen, leverde de Italianen op de brug exacte doch vriendelijke commentaren. De spanning op prijzen, verkopen, contracten was geweken. Men kon naar huis of op vacantie. |
|