Hollands Maandblad. Jaargang 8 (226-235)(1966-1967)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Leo Vroman Japan Als geesten van verwelkte planten moeten we zijn opgestegen in onze dooie legerlappen uit het ruim van de Hawai Maru. Ik vind geen vel of been terug van wat ik daarbij dacht, maar wel de veerpont waarop we die nacht overstaken, velen voor het eerst koud in hun hele warme leven. oorlog oorlog oorlog nog zie ik de scheepslichten weerkaatst in het eensklaps zo stille water, hoor de houten steigers, houten gangen waar ik later meeslapend over meeliep onder een verzoenende meisjesstem die langzaam omriep: ‘shi mono se ki’ Rondom de droogdokken, waar wij werkten, bestond geen levende natuur tot ik op den lange duur weer nieuwsgierig werd en merkte dat in de dunne plassen vreemde vliegen liepen op lange poten die hun lange kinnen in de modder stootten, kleine wangetjes hadden ze. Binnen de glad vluchtende trein die maar één beweging maakte - weg weggereden weg gereden - braakten de mannen in hun etensbakjes en praatten over het verleden, hun kinderen van toen, hun trouwe misschien al lang verworden vrouwen die in onze beddeloze jaren steeds zachter en warmer waren geworden. Buiten passeerden terra cotta stranden onder een diep, diep blauwe lucht, een strooien huisje, een verstrooid gehucht, dan weer helde de trein tussen donkere dennebossen en wit weer kaatsende rijstvelden. Onze bewaarder vergeleek zijn twee horloges en keek naar buiten. Waar zijn we haast? Soms voelde ik een scheurtje in mijn verstand en dacht: als dit nog lang zo duurt en ik verlies mij half bevrijd half uitgehuurd voor altijd en altijd in dit land, getrouwd met het verkeerde lichaam om verweerde redenen, oud en vergetend wat niet mag, dan barst ik elke zaterdag in kurkdroog snikken uit. Zij brengt meteen een kopje water. Ik vraag pas later: ‘wakarunaiga’. Zij antwoordt: ‘Wakarimas’. Vorige Volgende