dant, die het zelf allemaal bedracht had’. Tolstoj zag in dat in zulke gevallen de grens tussen organisatoren en slachtoffers van het bedrog niet eens zo makkelijk te trekken is.
Dostojevski: wat mij het lezen van zijn boeken zo moeilijk maakt is niet alleen het geblaas en gehijg, de achterovergedrukte documenten, de geheimzinnige beledigingen, de schandalen en scènes, maar ook, dat alle mensen die bijvoorbeeld in De gebroeders Karamazov voorkomen mij uitermate antipathiek zijn. Ik weet niet aan wie ik een grotere hekel heb, aan de walgelijke Aljosja of aan zijn walgelijke vader. Slechts diepe afkeer wekt vader Zosima in mij op. Ik zou er betrekkelijk veel geld voor over hebben om een ontmoeting met wie dan ook uit dat klooster te vermijden.
Het mooie van Dostojevski is voor velen misschien dat de helden van zijn boeken zich vrijelijk kunnen uiten. Dingen waarmee je in werkelijkheid eigenlijk niet gauw je gesprekspartner aan boord kan komen, waarmee je op verbouwereerd zwijgen zou stuiten of een nietszeggend antwoord - die dingen kan iemand bij Dostojevski tegen iedereen (democratische boeken zijn het, koetsiers doen aan de debatten even vrolijk mee als politiedetectives en heilige monniken) uiten: hij krijgt meteen een soortgelijke ontboezeming terug. Ik denk dat dit voor veel lezers zeer aantrekkelijk is, zoals James Bond veel lezers trekt omdat hij een gevecht altijd wint en ieder meisje krijgt dat hij aanspreekt, wat bij de meeste lezers niet het geval is. In dit opzicht zijn de boeken van Dostojevski een paradijs waarin iedereen per procuratie zijn hart kan luchten en er zeker van kan zijn dat hij weerklank vindt.
De recente campagne tegen de televisierubriek Zo is het in Nederland en de campagne tegen de Russische schrijvers Sinjavski en Daniel hebben iets gemeen. In beide gevallen namelijk proberen de tegenstanders van de vrijheid het debat te verplaatsen naar een terrein dat door het debat niet betreden behoort te worden, en in beide gevallen laten af en toe de verdedigers van de vrijheid zich van het eigenlijke strijdtoneel verdringen. De vraag of Ferdinandusse, Sinjavski c.s. schandelijk, kwetsend, onvaderlandslievend, zedeloos of godslasterlijk zijn opgetreden behoort mijns inziens niet de inzet van het debat te zijn. Men kan hun die Zo is het verbieden willen, en hun die de twee Russen veroordeeld hebben zoveel rope geven als zij willen op dit punt. Wat mijns inziens verdedigd behoort te worden is niet de stelling dat de beschuldigden niets onvaderlandslievends etc. gedaan hebben, maar de stelling dat het in het openbaar doen van onvaderlandslievende etc. uitspraken en het publiceren van tegen het in eigen land bestaande regiem gerichte boeken een onvervreemdbaar recht van iedere burger behoort te zijn.
Sommigen vonden het vreemd dat mensen als Aragon en Theun de Vries, die over grote, in Moskou bedreven moordpartijen gejuicht of gezwegen hebben, nu opeens ontevreden geluiden laten horen over het Moskouse schrijversproces. Toch is dat niet zo vreemd. Vroeger werden inderdaad veel schrijvers in Rusland veel erger mishandeld: zij werden bij tientallen zonder vorm van proces vermoord. Onder hen waren de beste schrijvers en dichters die men überhaupt had. De positie van Westerse meelopers en partijgenoten was toen echter anders dan nu. Toen werden mensen terechtgesteld omdat zij agenten van Duitsland en Japan waren, en het doodschieten van deze fascistische spionnen en moordenaars keurden Theun en Aragon goed (ik trouwens ook). Aan de Russische kant was het zwakke punt dat deze lieden helemaal geen fascisten etc. waren - maar dat werd ons er niet bijverteld. Dat beweerde alleen ‘de vijand’, maar die beweerde zoveel. De geweldige liberalisatie aan Russische zijde (de beklaagde is niet meer voor 100% schuldig, hij mag aanwezig zijn bij iets dat enigszins op een proces lijkt, hij krijgt zeven jaar in plaats van de kogel, er bestaat zelfs kans dat hij die zeven jaar overleeft, wat vroeger zo goed als uitgesloten was etc. etc.) ziet er, van Theun uit gezien, heel anders uit. Vroeger had hij te doen met een ter dood gebrachte Duitse spion. Nu echter heeft hij te doen met een tot zeven jaar dwangarbeid veroordeelde oproerige schrijver. Het ene pruimde hij. Het andere pruimt hij niet.
Een voorbeeld ter verduidelijking van deze voor outsiders moeilijke materie. Men stelle zich een katholieke hoogleraar in het burgerlijk recht voor, anno 1939. Onder de niet-katholieken wordt schande gesproken over de praktijken van het echtscheidingshof in Rome, de zogenaamde Rota die zo aardig beschreven wordt in Dr Vlimmen. Die katholieke jurist gevoelt echter maar weinig neiging tot protesteren. Volgens wat hij uit katholieke bron weet (de andere heeft hij geleerd te wantrouwen) gaat het bij de Rota keurig, zij het geheim (anders zou de vijand er gebruik van kunnen maken!) toe. Nu echter wordt, laat ons zeggen in 1970