handel in de weg hebben gezeten. Integendeel moet men constateren dat in Nederland zij het zijn geweest die verschillende risico's hebben gedekt, en zeker hebben zij een geïnteresseerd publiek geschapen dat vandaag of morgen ook een kopend publiek zal blijken te zijn.
Ik schrijf dit stukje overigens niet om te bewijzen hoe goed of slecht de Nederlandse kunsthandel is, het is voldoende om te weten dat zij terdege functioneer en wie weet floreert. Maar juist hier keer ik terug naar mijn begin: ik vind de handel in kunst passend in een ouderwetse situatie die niet hoort bij de uitingen van de nieuwste kunst zelf.
Het is waar dat de schilderkunst uit de 19e en 20e eeuw zich vrij heeft gemaakt en dat wij er vandaag wel van overtuigd zijn dat het kunstwerk bestaat bij de gratie van een vorm en niet dank zij het onderwerp. Maar het proces van de autonomisering van de kunst strekt zich verder uit dan de formele vrijmaking. De kunst schijnt vandaag bovenal een persoonlijke mededeling. Ze start ergens op een schutting waar kinderen (of ontspoorde volwassenen) hun woorden en fantastische beelden loslaten. Ze is ook aanwezig in het maken van dingen door amateurs. Zeer zeker bestaat ze ook nog altijd als de kunst van schilders die zich een beeldende opgave stellen (natuurlijk, natuurlijk), maar er zijn groepen kunstenaars die de knoop doorhakken die creatie verbindt met landschappen, luxe, binnenhuissentimenten, persoonlijkheidsexplosies, heroïseringen etc.
Deze veranderingen behoeven geen zuivere winst te betekenen. Het gaat ook niet om de vraag of wij Bonnards naakten misschien verkiezen boven een kruipende apin in een afgesloten kamer van Francis Bacon. Het gaat er wel om dat deze zaken ons gepresenteerd worden en dat wij meerdere malen de kunstenaars ‘gelijk’ zullen moeten geven. Uiteraard, want zij gaan van hun milieu en hun tijd uit, die meestal ook de onze zijn.
Maar hoe bereiken ons de pop art, zero, op- en top art, nieuw realisme, concreet expressionisme, hard edge? Hoe wordt ons de pop art toegespeeld die een stuiverskunst wilde zijn, een kunst van de magazijnen tegen eenheidsprijzen. Waarom zijn de kruisigingen van Bacon niet aangekocht voor de nieuwe kerken? Of voor de Notre Dame? Waarom raast er geen metro langs structuurbeelden van zero? Waarom koopt de CPN geen Saura's? Waarom kan ik niet de laatste zeefdruk van Vasarely by de Ila kopen als ik er wel de laatste Wolkers krijg?
De moderne kunst heeft zeker verschillende vormen (dat is immers de reden van haar bestaan), maar als totaal (als heilige veeleenheid) geeft zij een appèl aan de maatschappij. De communicatiewegen zijn echter vaak nog primitief. Waarom kon Roy Lichtenstein mij niet zijn laatste beeld doorseinen per telex? Nee, hij moet me bereiken via luxueuze kunsthandels, via een apparaat dat exclusiviteiten afscheidt, voor 10.000 en hoger.
Het is waar dat naast deze vorm van handel er een gedemocratiseerde verkoop op gang komt. Groepen kunstenaars leveren serieprodukten (geen schande naast de grafiek), kunstorganisaties van Swart tot Gans lanceren kunst in magazijnen, fabrieken. Hopelijk zal dit proces versnellen zodat wij weldra even gemakkelijk een prent uit een automaat kunnen trekken als een plaat horen uit een juxebox. Want juist daar ligt het verschil tussen muziek en literatuur. Ik kan voor f 1,50 de belijdenissen van Augustinus kopen en voor f 10 een Nederlandse roman in paperback, ik kan de beste uitvoeringen van de beste orkesten van de beste componisten horen voor f 20 per langspeelplaat, maar de beeldende kunst ligt als democratisch artikel hopeloos achterop.
Er mag echter niet alleen sprake zijn van een beter, sneller, menigvuldiger produktie- en leveringsproces van de kunsthandel. Bovenal zal de kunstenaar in een positie moeten raken waarin hij zo direct mogelijk tot een gewenst publiek kan spreken. Zoals een journalist zonder veel omwegen een massa kan bereiken door een stuk in de krant. Dus zonder daartoe door een ‘vererende opdracht’ te zijn uitgenodigd.
(wordt vervolgd)