duitsers een aantal actueel gewilde werkelijk theatrale en mislukte veldslagschilderijen heeft opgeleverd, die de duitse kunst voor een tijd aardig om zeep brachten.
Het verwijt van X aan het adres van de magisch realisten is me toch een beetje dwars blijven zitten. Want het valt op zichzelf niet te ontkennen, het actuele gebeuren van de 30er jaren heeft ze niet bewogen, zij zijn daaraan voorbijgegaan. Daarom vind ik het plezierig het oeuvre van een schilder te kunnen aanhalen dat verwant is aan de romantisch bevangenen en zonder Steinlen-trekjes etc. etc. te vertonen toch iets heeft uitgedrukt dat de dertiger jaren precies tekent.
Toon van de Muysenberg is een bescheiden kunstenaar. Zijn werk sluit hier en daar bij de magisch realisten aan, is echter primitiever van vorm en vaak iets minder verfijnd van techniek. Men noemde hem in de dertiger jaren een populist. Hij deed geregeld mee aan de tentoonstellingen van de Brug. Een gedeelte van zijn oude stukken zag ik op een expositie in Galerie Mokum en de rest bij hem thuis. En bekijkt men nu deze eenvoudige romantisch getinte schilderijen, veel stadsgezichten, enkele stillevens die ik minder acht, een paar merkwaardige portretten zonder vooroordeel, los van mode en moderniteit, dan kan men tot aardige ontdekkingen komen.
Zo gezien is Van de Muysenberg een eenvoudige schilder die met een hardnekkig geduld dakpannen, witte muren, lege ramen, klinkers, grassprieten en grote drijvende watten wolken gepenseeld heeft en juist door die grote geduldigheid een flinke graankorrel meepikte van Hollandse schildersschool-grootheid; liefde voor het detail en een zekere naïeveteit. Maar de schilder heeft daarnaast iets te vertellen met behulp van zijn werk, hoe weinig literair het ook is, dat in zijn dagen vermoedelijk niemand opviel omdat bijna iedereen de misère aan den lijve ondervond. Hij brengt ons de tijd in herinnering van het werklozen-bussenvlees, toen het gras tussen de kinderhoofdjes groeide op straat, in Utrecht ‘de veld’ nog op zomeravonden uittrok met kanonnen van 1870. De tijd dat de buurtfeesten, het zaklopen, het venten van feestwijzers en het optocht houden dé genoegens waren op 31 augustus, een tijd van keiharde zilveren guldens maar geen welvaart.
Dat komt u tegemoet uit het werk van Van de Muysenberg. Zijn oude Amersfoort is er niet meer, hoe mooi het ook is gebleven. Het pieterige meisje in de blauwkatoenen jurk, die aandachtig de steentjes telt in de muur van de oude brouwerij - zij heeft een armzalige speelgoedolifant aan een touw bij zich - is op dit moment wellicht een dikke ronde vrouw van middelbare leeftijd en wie weet rijdt zij in een Volkswagen rond. De klinkerstraat is geasfalteerd en de brouwerij neergehaald. Zijn kale crisiscafé met een openbare verkoping aan de wand is een zelfbedieningszaak geworden en de sjofele stamgasten met de te grote hoofden zitten buiten de stad in een bejaardentehuis of zijn al dood en begraven.
Bij ogenblikken heeft het werk van deze schilder eenzelfde sfeer als men in de novellen van de jong gestorven schrijver C.C.S. Crone kan vinden (Muziek over het water, De schuiftrompet) en doet het even denken aan de vroege schilderijen van Koch. De kleine miezerigheid van het klootjesvolk dat langs de poppenkast dwaalt, al is Van de Muysenberg veel beminnelijker, vriendelijker, en schildert hij meer huizen dan mensen. Het geeft de crisistijd, een verleden tijd die zo nooit terugkomt maar door Van de Muysenberg in heel simpele en toch soms aangrijpende stadsgezichtjes vastgelegd werd. Vaak kleine droombeelden van Thorn, het Limburgse plaatsje dat hem als schilder altijd heeft beziggehouden, ook nu nog in zijn eenvoudige huiskamer ergens in Amsterdam.
Veel schrijven maakt me hongerig. Na twee uur letterwerk kan ik desnoods een patatkraam, smeerolie incluis, leegeten. Om het nuttige met het aangename te verenigen bied ik de schilder Moesman, die een van de begaafdste Nederlandse gladschilders is, en nu eindelijk zijn trekken thuis heeft gekregen met zijn succesvolle tentoonstelling in Floret, een dejeuner aan,
a) | teneinde de patat te ontlopen; |
b) | daar hij naast groot schilder, calligraaf etc. etc. ook een machtig sigarenkenner, wijnproever, kok - zijn ossetong en meloen met frambozen zal ik niet vergeten - en eter is. |
c) | omdat ik meen dat Chesterton gelijk had toen hij schreef: If there is a curious and fantastic art, it is the business of the art critic to create a curious and fantastic literary expression for it, inferior to it, doubtless, but still akin to it. |
proeve tot een tableau vivant
Decor:
een onmetelijk gazon in het park van Malmaison zonder Josephine. Men hoort de muziek en zang van het lied de twee grenadiers (Schumann-Heine), gebracht