waren alleen maar van Lenin afkomstig. Het heeft hem zeer veel moeite gekost zijn partijgenoten zover te krijgen. Dit geval is te interessanter omdat de kansen voor een bolsjewistische staatsgreep na november geringer zouden zijn geworden - verschillende historici zijn het hier met Lenin eens. Ik geloof dat deze voorliefde voor ‘grote oorzaken’ iets te maken heeft met een behoefte tot opvulling van het vacuum dat vroeger door de Voorzienigheid werd ingenomen, de behoefte aan een machtige, redelijke, zij het dan vaak ondoorgrondelijke Beweger, die 't al bestiert.
Pascals gelijk blijkt nog duidelijker in de literatuurgeschiedenis. Het mooiste voorbeeld is Tolstoj. Hij heeft vijftig jaar lang een stempel op de hele Russische cultuur gedrukt. Als hij in Sebastopol gedood was zou die cultuur er nu anders uitzien. Er is niemand die in die vijftig jaar iets schreef wat ook maar in de verte leek op Tolstoj. Men kan zich een generaal voorstellen die de rol van Napoleon zou zijn gaan spelen als deze laatste in de wieg gesmoord was. Maar aan iemand die zegt: ‘Als Multatuli de Havelaar niet zou hebben geschreven zou iemand anders het wel gedaan hebben’ kan men vragen ‘Wie dan?’.
Er zijn allerlei dingen mogelijk. Men zou, voor hen die het huwelijk van Beatrix niet zo boeiend vinden, het huwelijk van Vestdijk in extenso op de beeldbuis kunnen brengen. Ik bedoel dat niet als grapje. Ik zou die uitzending best willen zien.
Iets heel anders. Men zou een club kunnen oprichten van mensen die niet van Dostojevski houden. Ere-leden: Ivan Toergenjev, Peter Kropotkin, Ivan Boenin, Mark Aldanov en Vladimir Nabokov.
De Franse publicist Revel is misschien de eerste die er op gewezen heeft dat negatieve oordelen op zichzelf al weerzin wekken bij het publiek - dus afgezien van alle eventuele sympathie van het publiek voor het of de aangevallene. Dat heeft niet te maken met in de bres springen voor de underdog, maar met het begrijpelijke en zelfs wel aardige instinct tot levensaanvaarding dat in bijna iedereen leeft. Wie het gangbare aanvalt, valt om zo te zegge het leven zelf aan.
Bij de ‘schrijversactie’ van enige jaren geleden was ‘tekenen’ of ‘niet tekenen’ alleen een vraag voor schrijvers en voor hen die vaak in gezelschap van schrijvers gezien werden. De anti-Clauspetitie kon echter door alle volwassen Nederlanders ondertekend worden en is in brede kring ter ondertekening aangeboden, zodat het interessant is om te zien wie wel en wie niet getekend hebben. Er zijn mensen (vier) van wie ik zeker meende te weten dat zij niet zouden tekenen, en die bleken later ook niet te hebben getekend. Mensen van wie ik vermoedde dat zij wel zouden tekenen bleken dat later ook gedaan te hebben. Enkele mensen van wie ik vermoedde dat zij niet zouden tekenen, tekenden wel.
Het raadselachtige van de anti-Clausactie was voor mij de futiliteit van de zaak waartegen men zich keerde (een Duitser in de geheel uit Duitsers bestaande koninklijke familie - als men afziet van een eventuele Russische stalknecht als onwettige vader van Paul I) en de futiliteit die men trachtte te bereiken: als de toestemming voor dat huwelijk geweigerd was hadden we Margriet en Pieter gekregen in plaats van Beatrix en Claus - dat is alles. Waarom al die inspanning? Het antwoord is, geloof ik, bereikbaarheid. De zinloze bewering van Marx, dat de mensheid zich slechts taken stelt die zij volbrengen kan, krijgt zin als men hem verandert in: de mensen lopen bij voorkeur warm voor een bereikbaar doel, - het ten val brengen van een regering, het aan de macht brengen van een partij, het winnen van een oorlog, het van het toneel doen verdwijnen van een persoon of een hele groep. Aan dat doel verbinden zij dan op irrationele wijze heilbrengende of onheilverhinderende gevolgen. Het nastreven van die gevolgen zelf is veel te moeilijk, ingewikkeld, langdurig, problematisch. Zou je op de bodem van de ziel van een militante anti-Clausist kunnen kijken, dan wil ik wedden dat je daar de gedachte vond dat met het niet aanvaarden van Claus een bescheiden, maar belangrijke stap voorwaarts zou zijn gezet op de weg die tot opheffing leidt van de woningnood.
Als vroeger heksen weigerden hun hekserijen te bekennen, werd die weigering als een bewijs gezien van hun schuld. Men noemde dat dan maleficium taciturnitatis. In de communistische wereld bestaat iets dergelijks.
Night's candles are burnt out, and jocund day Stands tiptoe on the misty mountain top.
Als er een literatuurwetenschap bestond zou die ons moeten kunnen duidelijk maken waarom die twee regels zo mooi zijn. Ik heb echter noch in geschrifte, noch in levenden lijve ooit een geleerde ontmoet die daartoe ook maar in de verte in staat leek.