Hollands Maandblad. Jaargang 7 (214-225)(1965-1966)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [Gedicht] Gerrit Komrij Weigering In een museum loopt men langs veel lijken. Het brandend braambos, toverfluit van Pan. Je denkt als me de dood hier komt bekijken, Dan ben ik al, waar hij me laten kan. Buiten dit museum geen bekenden. Voor wie je vluchtte is je onbekend! Keteltjes, die om je benen renden, Zijn ook niet in de zalen uitgerend. Het is noch neergedaald noch buiten spel. (De werkers zijn de adders in het gras). In het museum zegt een man: het is pastel. En jij nog denken: het is Caran d'Ache. Willem Kloos Er zijn in Oostenrijk veel hoge bergen. Hoe in de nacht de leidingen verzuilen. De reuzen willen ruilen met de dwergen. Kijk, Kloos zit op een bloem te huilen. Maar jij huilt met één opgetrokken been Ook wel op zachte, maar zo vreemde wijze: Je staat als zuil om hek van zuilen heen, Enklave. Vrouwen dalen, mannen rijzen. Waarom de tranen juist in kalme tijden? Talloze klieren werken op de fallus, En als je neuken wil, dan moet je lijden. Je weet niet of met Kloos dat het geval is. Vorige Volgende